cv werk teksten actueel
Scroll straks naar beneden voor de tekst > naar teksten van RONALD RUSELER
'Met kleuren en symbolen - De Imaginaire Reis van Ronald Ruseler ', 2012
Renée Borgonjen - COLLAGE 2012
Bert Sliggers: Lege hemel, witte bloesem: de grootte van het gebied 2011
‘Architectures dérisoires’, Area Revue)s( - 2011
Ronald Ruseler - Balletdanser in de geest 2010
Ronald Ruseler en JCJ Vanderheijden in RC de Ruimte 2005
Area Revues: Collecter dit - il! 2005
Sandrine van Noort: Dwalen in herinnering 2004
Sonja Overbeeke: Imaginaire landschappen 1997
Gerard Barrière: Territoires de l’entre - Gebieden van de ‘halflandljkheid’ 1993
Jan Verburg: Het Territoriums van Ronald Ruseler 1993.
Louis Ferron: Over het landinwaart- en het zeegerichte 1990.
Jan Zumbrink: Het landschap aanvoelen 1990. 
Mabel Hoogendonk: Schilderijen van vandaag, tussen gisteren en morgen 1983.

Brief aan een schrijver
of
Aan de tijd gebonden

Voorzover ik uit je publicaties kan nagaan ben je een schrijver en denker die dicht op de huid van de tijd zit. Iemand die onze wereld becommentarieert, maar vooral deze tracht te doorgronden.
(...)
Na de dood van God, de niet-bestaande mens, het einde van de geschiedenis en de tot filosofie geworden beeldende kunst zijn we niet alléén meer met onszelf in een onbeschreven wereld, maar onontkoombaar onderdeel van een sociale machinerie.
De onbeschreven wereld lijkt niet meer te bestaan. Haar grenzen zijn afgebakend. Wij wanen onszelf als mens weliswaar onbespied, maar hoe wij ondertussen sluipenderwijs in kaart gebracht worden onttrekt zich grotendeels aan onze blik.
Het individu bestaat, maar als onderdeel van een collectief blijft zij meer dan ooit gebonden. De consumerende mens is oproepkracht naar believen geworden. De druk die van buiten op ons afkomt beleven wij nu sterker dan ooit. Deels worden wij aan ons lot overgelaten, onszelf bevredigend met korte termijn pleziertjes. Aan de andere kant zijn wij zodanig getemd en afgetraind dat we de brave werkmieren van onszelf zijn geworden. Het is moeilijk niet toe te geven aan gekkigheid en flauwekul.

De werkelijkheid wordt heden ten dage door veel kunstenaars en tentoonstellingsmakers gezocht in sociale processen en de maatschappij. Dat is ook wel logisch omdat in het westen het persoonlijke inwisselbaar lijkt te zijn geworden. Autonomie is fictie en ons privé-leven is dat ook geworden. We zijn als mens in volcontinue bedrijf. In zo’n klimaat ontstaat de kunst die geen kunst genoemd wil worden. Het ziet er volgens mij als volgt uit;
- zij is sociaal en staat in het maatschappelijke verkeer, zoals de conceptuele kunst in de 70-er jaren geëngageerd en procesmatig was.
- zij is in het sociale waardevrij en zoekt de communicatie in veilige oorden zoals museum, kunsthal of ‘broedplaats’.
- zij duikt onder in de vormgeving van de wereld die de sociale cohort aanstuurt. Je zou het de evenementenkunst kunnen noemen. Onbenoembaar voor het kunstmanagement en voor alle zekerheid gekoesterd.
De ideologie van kunst met deze invalshoek is de ideologie van de soek. Het maakt herrie, beweegt of staat tergend langzaam stil.
Antwoorden geven zonder vragen te stellen schept geen ruimte voor werk dat allemaal nog gemaakt moét worden, want het meeste is nog nooit gemaakt. Wat kwaliteit heeft blijft goed, omdat het nooit clichématig is. Daar blijf je naar kijken, of je ‘ondergaat’ het geboeid als het een presentatie betreft.
Ieder geslaagd kunstwerk lokt je steeds weer terug, welke vorm het ook heeft en wat het ook is.
Kunst hoort ‘ruim’ en ‘breed’ in haar uitgangspunt te zijn. Bijzonder. Het medium waar het zich van bedient is niet belangrijk. De noodzaak bepaalt vorm en keuze.

Nu over mijn werk.

Ik ervaar de hedendaagse ontwikkelingen in de kunst als een grote zee waar van alles in ronddobbert en ben een kunstenaar van de generatie: ‘Geen gelul. Nu eerst maar eens een goed schilderij maken’.
Als jong kunstenaar voelde ik mij omringd met vage geëngageerde/conceptuele kunst en veel gezwam.
Het echte, het leven en het menselijke in de kunst vond ik ontbreken. Er was veel ‘analyse’ & er werd veel ‘geconstateerd’, maar het resultaat bleef levenloos en theoretisch. Als ik op mijn start als kunstenaar terug kijk snap ik mijn intuïtieve afkeer wel. Theorieën en ideologieën waren sleets en zo’n beetje de dood in de pot. Voor mij was het modernisme een gegeven. Het werd op den duur mijn schilderkunstig archief en ik kon ermee werken zoals ik dat belangrijk vond; de noodzaak bepaalde de vorm van het schilderij. Dit gaf mij enorm veel vrijheid. De niet-stijlgebondenheid werd mijn stijl. Er ontwikkelde zich een (persoonlijke) wereld als poging tot plaatsbepaling. Waar sta ik als individu en als mens? Die wereld wilde ik niet vooraf beschreven zien. Mijn werk vormt als het ware een grote verscheidenheid aan schilderkunstige en denkbeeldige deelgebieden. De grote lijn bestaat uit drie aspecten;
1 De Mythische Afstand - mijn manier om het verleden in mijn verbeelding te kunnen plaatsen > bv. WO II. Ik beschouw die periode als een mythisch begrip (zoals men ook vóór en ná Christus in kaart heeft gebracht.) Dit begrip geldt voor mij ook voor geschiedenis in het algemeen.
2 De Imaginaire Reis - een daadwerkelijke poging om een reis om de wereld te maken > Ik reis als een viking analoog westwaarts. Gretig en nieuwsgierig.
3 Het Territorium - in dit territorium bevinden zich vele plaatsen, herinneringen en verzamelingen.

De ironie van al het werk dat ik tot nu toe gemaakt heb is natuurlijk dat ik, achteraf gezien, wel degelijk een kind van mijn tijd ben en in al die jaren die conceptuele constructie bij elkaar gefantaseerd heb waar ik mij aanvankelijk zo tegen verzette. Zo gaan die dingen.
Mijn werk voelt zich niet thuis in het lawaai van het ‘permanente proces’ en kunstzinnig 'speeddaten'. Het ontstaat organisch en reflecteert zonder haast.
Het doet een beroep op het geduld van de kijker, want er moet in mijn werk geleefd kunnen worden. Ik ben schilder in de ruimste zin des woords. Bedien me ook van fotografie of maak cd’s (vroeger cassettes) met gevangen geluid.
Oppervlakkig gezien schiet het alle kanten op, maar bij nadere beschouwing zijn alle deelgebieden cyclisch van aard. Ieder deelgebied volgt zijn eigen koers, daarom keren steeds dezelfde titels met grote regelmaat terug. Het denkbeeldige landschap, waar ik sinds 1977 aan werk, geeft mijn kijk op de wereld weer en dat vergelijk ik graag met het oeuvre van Alfred Hitchcock; het thema blijft hetzelfde, maar het verhaal is steeds anders van vorm.
Dat leidt tot deels inhoudelijk, soms vertellend werk. De onderwerpen en ideeën zijn dus gebaseerd op feitelijke en fictieve belevenissen.
Associatief vloeien de werken op het atelier soms samen tot een geheel en vormen dan een zogenaamd ‘OPEN VELD’. Dit zijn gelegenheidssamenstellingen die de suggestie oproepen van een gebied; een landschap als persoonlijk universum en territorium. Het zijn reconstructies en samenvattingen van een wereld, zoals die zich aan mìj voordoet.
Ik probeer in mijn werk de wereld met open blik en zo onbevangen mogelijk tegemoet te treden. De transformatie en reflectie vindt in alle rust plaats op mijn atelier. In vorm en aard voel ik mij in de romantische traditie van de moderne tijd staan. Daarmee bedoel ik niet de romantiek van het wegkijken, maar die van de betrokkenheid met de werkelijkheid. (...)

Ronald Ruseler 2003