cv werk teksten actueel Scroll straks naar beneden voor de tekst > Op Steenworp Afstand - 2013 Archipel: De Kunstcollectie van Margreet Bouman en Ronald Ruseler - 2012 Een concert voor Paardenstaart, twee Ogen en een Spier - 2012 Parlons ensemble, interview met Hans van Houwelingen - 2011 La valeur de l’anormalité - dossier Van Gogh, interview met Hans Looijen - 2011 Me protéger de la honte, interview met Cees Krijnen - 2010 L’art de l’intimité, l’intimité comme art - interview met Ger van Elk, 2008 La Ville des Esclaves, interview met Joep van Lieshout - 2008 Et oui elle tourne, interview met John Körmeling - 2008 Documenta 12: Moderniteit?, Leven! en Educatie - 2007 Architecture Liquide, interview met Lars Spuybroek - 2006 Mer en mer .... Zee in zee, water in water - 2006 Stap voor stap en voorzichtig voorwaarts! - Een bezoek aan de 51-ste Biënnale van Venetië, 2005 Schilderen met stenen, houtblokken en zwarte inkt, over Herman Geerdink - 2005 Over het einde van de kunst en de toekomst van de Vishal - 2004 De Esthetica van de Non-Schoonheid, over Gé-Karel van der Sterren - 2004 Op reis naar het einde van de wereld - 1998 In het Frans Halsmuseum - 1996 Interview met Steven Kwint - 1969 Brief uit het buitenland
OP REIS NAAR HET EINDE VAN DE WERELD
MARGREET BOUMAN & RONALD RUSELER
Op 10 of 11-jarige leeftijd las Margreet Bouman, naar aanleiding van een project op de lagere school AKU—AKU van Thor Heyerdahl. Ze werd gegrepen door het mysterieuze eiland met de grote stenen beelden, Paaseiland/Rapa Nui. Eind 1997, meer dan dertig jaar later staat ze samen met Ronald Ruseler op het vliegveld van Santiago de Chili op het punt te vertrekken naar een plek die nooit uit haar fantasie verdwenen is. De reden voor een reis in een reis, want ze trekken reeds vier weken door Zuid-Amerika. Wat hier volgt is een verslag van de dagen die ze op Rapa Nui doorbrachten, gebaseerd op de dagboeken die ze dagelijks samen schrijven.Dinsdag 16 december 1997
de luchthaven van Santiago de Chili, + 16.30 uur
Het is druk op de luchthaven, maar de reizigers die waarschijnlijk dezelfde bestemming hebben als wij, kun je er gemakkelijk uithalen. We zijn reeds vier weken onderweg op een tocht die ons door Patagonia en naar Tierra del Fuego heeft geleid. Hoewel we in Nederland nog nooit iemand gesproken hebben die op Paaseiland is geweest, is dit in Chili het doel van veel reizigers die we ontmoet hebben.
We worden al snel aangesproken door een ‘eilander’ die vooruit is gestuurd door zijn familie om er voor te zorgen dat hun pension bezet raakt. Hij laat foto’s zien van de kamers, de tuin, zijn moeder ‘die heel goed kan koken’, broers en zusters en alles wat het aantrekkelijk maakt om van zijn aanbod gebruik te maken. De prijs bevalt ons. Alles ziet er aardig uit, dus zeggen we ‘ja’. Het bespaart ons in elk geval veel gezoek en geregel bij aankomst. Dat zal vanavond om ongeveer elf uur zijn en in het donker, in een onbekende omgeving, is zoeken misschien lastig.
Het is vijf uur vliegen, Rapa Nui is de meest geïsoleerde plek op aarde, 3600 kilometer van het Chileense vasteland. De dichtstbijzijnde bewoonde plaats is de Gambier Archipel op 2600 kilometer afstand. Het vliegtuig gaat verder naar Papeete op Tahiti en doet twee maal per week op de heenreis en twee maal per week op de terugweg het eiland aan. Er komt eens per jaar een boot langs.
De aankomst in een onbekende omgeving is altijd spannend. Hoe zal het zijn? Buiten de kleine terminal verdringen zich talrijke mensen die slaapgelegenheid aanbieden. Boeken met foto’s worden omhoog gehouden, de aandacht van de nieuw aangekomenen wordt op allerlei manieren getrokken. We hebben al snel oogcontact met ‘onze familie’. Als we eenmaal het gebouw uit zijn worden we in een busje geloodst. De tassen zet men los op het imperiaal. In het donker hobbelen we langzaam naar onze bestemming: Residential Vai ka Pua.
De rest van het gezin staat al op ons te wachten. De ontvangst is gastvrij. Onwennig nemen we de omgeving op. Drie huizen zijn in een u—vorm tegen elkaar aangezet. Hier zijn de logeerkamers in ondergebracht. Er tussen is een mooie tuin met veel bloemen. Ze vragen waar we vandaan komen en als we ‘Holland’ antwoorden, lachen ze en zeggen ‘Ah, Holland, Rokkeween!’ naar de ontdekker en naamgever van het eiland, de Nederlander Jacob Roggeveen, in 1722. We zijn moe en zullen morgen wel kijken waar we beland zijn.
Woensdag 17 december
Wandeling naar Rano Kau, Orongo & Ahu Akapu
Hanga Roa is het enige dorp op het eiland waar bijna alle van de ongeveer 2000 eilandbewoners wonen. Het is een verzameling van ver uit elkaar liggende huizen zonder eigenlijke kern. Het gemeentehuis, postkantoor of de bank onderscheiden zich nauwelijks van de andere gebouwen. Alles ligt ruim uit elkaar. De huizen hebben erfjes of tuinen. Er zijn hele brede straten, zonder naamaanduidingen, waarvan een aantal geplaveid. Er hangt een uitermate gemoedelijke sfeer.
We besluiten als eerste naar Orongo te lopen, op de rand van de krater Rano Kau op ongeveer een kilometer afstand van Hanga Roa. De klim naar de krater neemt meer dan een uur in beslag over een wat slome helling. Er is niet echt een pad, de bodem bestaat uit rotsachtig vulkaansteen, begroeid met stug gras.
Als we boven zijn, zijn we verrast. Een hoge rand met in het midden een meer met bruine, gele en groene vlekken van vegetatie. Het grappige is dat we deze plek herkennen van foto’s uit AKU—AKU. Het is bekend en verrassend tegelijk.
We lopen verder langs de rand van de krater tot we bij Orongo komen. De ligging is magistraal.
Aan de ene kant de krater met daarachter de rest van het eiland, aan de andere kant rotspunten en verder het uitzicht over de eindeloze Pacific. Niets te zien op zee. Geen bewoond land binnen een straal van 2600 kilometer. Het is bijna benauwend. De ligging van dit kleine eiland roept iets heel tegenstrijdigs op. Aan de ene kant is het ver weg van alles, van de rest van de wereld, maar tegelijkertijd is het ook het middelpunt van dat al. Te pito o tenau: de navel van de wereld, zoals de oorspronkelijke bewoners het zelf noemden. Het lijkt alsof de micro-cosmos hier een verbinding aangaat met de macro-cosmos. Alsof het allerkleinste samenkomt met het grootst denkbare.
Naast een aantal ceremoniële huizen, die half in de aarde zijn gebouwd, zijn de rotsen hier geheel overwoekerd met petroglieven. Ze bedekken als een kleed de totale oppervlakte van de steen: mannen met vogelkoppen, 'make—make' gezichten en zeedieren, uitgehouwen in bas-reliëf. We blijven hier een uur of twee rondhangen. Er zijn nauwelijks andere mensen. Behalve een Engelse jongen die overal opklautert en alles onrustig onderzoekt. Hij is erg verbrand. Een lange twijg steekt als een trofee uit zijn achterzak. We herkennen een Frans echtpaar uit ons pension. Als er een groepje Amerikaanse jongeren arriveert lopen we terug naar Hanga Roa.
Bij de kleine haven zien we de eerste beelden. Er is hier een ahu (platform) met twee moai (beelden) en een beeld dat op een sokkel is gezet. Alle beelden zijn in de l8de-eeuw door de bewoners zelf omgegooid, dus alles wat er nu staat is opnieuw opgericht. Iets verder in noordelijke richting komen we meer beelden tegen. Er ligt hier één ahu met vijf moai van verschillende grootte. Alle figuren staan met hun rug naar de zee en staren landinwaarts. Ze zijn majestueus en gesloten. Hun starre verschijningen, als wachters op hun platform, stralen tijdloosheid en oneindigheid uit, net als de zee waarvan ze zich afgewend hebben. Bij de haven is een mooie tegenstelling te zien. Hier staat één kleine gehavende moai met zijn rug naar het water. Even verderop staat een fel gekleurd Christusbeeld, die juist wel naar de zee toegekeerd is, met zijn arm uitgestrekt. Alsof de redding van buiten zal komen.
Het is ondertussen 6 uur geworden. De zon staat nog hoog, we zitten hier vlak bij de Steenbokskeerkring. Op de golven in de baai wordt gesurft door jongeren uit het dorp. Anderen hangen wat rond. Veel jongens hebben geen brommer, maar rijden op een paard. Er heerst een ontspannen Zuidzee-eiland tempo.
Er zijn hier niet veel restaurants. Bij Le Pêcheur aan de haven zitten wat buitenlanders. Het is niets bijzonders, maar zogenaamd Frans, en dus duur. We vinden het niet leuk om met een handvol toeristen op een kluitje te zitten. Een straat verderop vinden we het terras van Mama Sabrina. We eten heerlijke tonijn met veel salade.Donderdag 18 december
Wandeling naar Ahu Tepeu & Ahu Akivi
Onze Residential ligt aan een straat die je de Hoofdweg zou kunnen noemen. Ze loopt van de haven naar de katholieke kerk. Als je vanaf de haven omhoog naar de kerk kijkt, krijg je een film op je netvlies van iets wat je eerder gezien hebt. Het is een straat van overal. Een landerige lome weg met palmbomen aan weerskanten. De weg van ‘hier gebeurt niet zoveel’. De weg, die hier altijd al gelegen heeft.
Vandaag wandelen we weer langs de beelden van Ahu Akapu, even voorbij de haven. Als we er lopen krijgen we instructies van een dikke parkwachtster in uniform, die als ze verteld heeft wat we moeten weten (‘niet op de ahu lopen’) weer lekker onderuit zakt tegen haar stenen muurtje.
Langs de kust is het mooi. De grond is onveranderd van gestold lava. De donkere aders lijken op sintels uit de kolenkachel zwart en roodbruin van kleur. Het loopt rot, omdat de stenen hoekig zijn en grillige vormen hebben. Ze zijn niet afgesleten. Er is niemand te zien, alleen grazende koeien en paarden. Het ruikt hier, net als elders op het eiland, licht naar selderij.
Vogels met kromme snavels vallen ons in duikvlucht aan als we te dicht bij hun territorium komen. Met onze petjes waaien we ze weg.
Na ruim een uur naderen we de gehavende Ahu Tepeu. Het platform is niet gerestaureerd. Er liggen overal omgevallen moai. Ze staren doelloos de grond in of kijken hulpeloos omhoog. Op het complex voor de ahu zijn scheepsvormige grondplannen van vroegere huizen. In de stenen zijn gaten gemaakt om palen in te zetten. Het is hier zo stil en rustig. Je hoort alleen de golven die tegen de kust slaan. Er lopen paarden rond. Een koeienjongen met hoofddoek om zijn woeste haardos komt aangereden en wisselt zijn paard. Hij groet vriendelijk en stuift weer weg. De gaucho’s zien er stoer uit op hun paarden. Het zijn Maori’s maar zien er uit als een mengeling van Arabieren, Indianen en Rastafari’s. Via een grot, die ligt in een soort oase met palmbomen, waar niet veel te zien is, komen we bij een ahu met zeven beelden op een rij, Ahu Akivi.
Het is het enige platform dat wat meer in het land ligt, maar aangezien de oceaan altijd en overal te zien blijft houdt het daar toch verbinding mee. Van dichtbij zien de moai er mooi uit. Ze doen ons aan Ierland denken, omdat net als daar, de beelden verweerd zijn en met mos begroeid. Het steen is grijsbruin en groenig van kleur. Een landweg volgend komen we terug in Hanga Roa.
We doen boodschappen in de enige supermarkt en eten op de patio, op het bankje voor onze kamer. Daarna wandelen we naar de haven en kijken naar de surfers in het tegenlicht van de ondergaande zon.Vrijdag 19 december
Auto huren - Rano Raraku, Ahu Tongariki, Ahu Anakena
In de woonkamer van het pension staan twee tafels. De grootste tafel wordt bezet door vier dames uit Zweden en een allenige Duitser uit Stuttgart. Wij delen de andere tafel met het Franse echtpaar. Eén van de vier dames legt ons ‘s morgens nogal blasé uit hoe we een auto kunnen huren. De eigenares van de Suzuki, die naast onze Residential woont, wil ons de auto niet voor $50 geven, zoals ze wel bij de Zweden en de Fransen heeft gedaan. De man, die ons gisteren zijn auto aanbood vroeg wèl $50, maar al pratend werd de prijs steeds hoger in plaats van lager! En de tijd dat we de auto meekregen steeds korter.
We stappen nu maar naar een professionele zaak en huren een auto voor hetzelfde bedrag, maar dan voor 24 uur. Hier doet men tenminste niet zo moeilijk. We rijden de route naar de andere kant van het eiland. Langs de zuidkust, waar op de talloze ahu’s alle moai omver getrokken liggen, met hun neuzen in het gras, gevallen, stuk. Het is het resultaat van een stammenstrijd in de l8de-eeuw. Zonde, maar ja. In Oost Europa ligt Lenin net zo met zijn neus in het stof. Totdat ook hij ooit weer in elkaar gelijmd wordt, omdat de geschiedenis vergeten of versleten is en alleen de schoonheid van een beeld weer overblijft.
De figuren hier maken indruk vanwege hun primitieve, simpele vorm en hun enorme omvang. Als ze staan zijn het reuzen. Natuurlijk vraag je je af hoe de makers ze op hun plaats hebben gekregen. Tonnen gevaartes zijn het. Volgens de mondelinge overlevering zouden ze zelf naar hun plek gelopen zijn. Laten we het daar maar ophouden.
De beelden zijn gehouwen uit het steen van de Rano Raraku, een van de drie vulkanen van het eiland. Vanuit de verte zien we de koppen al tegen de berg— wand staan. Opwinding maakt zich van ons meester. Dit is zo’n indrukwekkend gezicht. De meeste beelden zijn tot hun nek toe ingegraven, maar steken nog meters boven de aarde uit. Ongeordend liggen of staan de beelden hier door elkaar in alle stadia van hun wordingsproces.
In de krater zelf bevindt zich ook nog eens zo’n legertje. In totaal bijna 400. Vanaf de rand gezien heeft het iets geks. Het kratermeer, grazende paarden, in de verte de zee, vogels en dan die zwijgende, starende koppen. In de bergwand liggen de beelden die nog niet af zijn. Slapend en wachtend. Als de slaven van Michelangelo gevangen in steen.
We blijven hier lang en laten de sfeer op ons inwerken. We praten een tijdje met een Engelsman van het eiland Man, die op doorreis is naar Nieuw Zeeland. Aardige vent. Hij leest later wel wat hij nu ziet, vertelt hij.
Een enorme belevenis zijn de moai van Ahu Tongariki, een aantal kilometers verder op. We hadden ze al zien staan vanaf de top van de Rano Raraku. Een breed platform met vijftien beelden naast elkaar, variërend in grootte van vijf tot meer dan zeven meter. We zien pas hoe kolossaal ze zijn als één van ons ernaast gaat staan en totaal in het niet valt. Voor de ahu is een open veld, waar nog een beeld voorover gevallen ligt. Achter het platform met de beelden strekt zich de altijd aanwezige oceaan uit. De magie wordt vergroot door de eenzaamheid van de omgeving.
We rijden langs het schiereiland Poike verder naar de stranden van Ovahe en Anakena. Op deze laatst plaats heeft Thor Heyerdahl ooit als eerste een moai opnieuw opgericht. Zonder gebruik te maken van moderne hulpmiddelen deden ze er met een groep van 10 mannen ongeveer 18 dagen over. Het beeld staat er nu nog steeds. Daarnaast is een ahu met vijf goed bewaarde beelden. Vier ervan hebben hun rode cilindervormige hoedjes of kapsels weer opgekregen. De figuren hebben altijd in het fijne zand gelegen waardoor de detaillering van handen, lange oren en neuzen nog duidelijk zichtbaar is. Ook zijn de ogen opnieuw ingelegd, wat ze nog nadrukkelijker maakt. Mata ki te rangi: ogen die het heelal in kijken.
We zijn zo vol van alle indrukken dat we aan zwemmen geen behoefte meer hebben. Via Puna Pau, de vulkaan waar de rode hoofddeksels gemaakt werden, rijden we terug naar Hanga Roa. We eten weer bij Mama Sabrina, een vriendelijke mevrouw, die alles wat we bestellen eerst bij de buren gaat kopen, alvorens het te bereiden.
De Fransen hadden ons uitgenodigd om naar een folklorische avond te komen. Als we, door een open deur, de hoela—hoela’s in de verte zien dansen lopen we gauw door. Dit is ons genre niet zo. Even later gaan we wel de fel neon verlichtte aula van de school binnen. Hier vindt een diploma-uitreiking plaats aan geslaagden van alle leeftijden. De vrouwen hebben feestelijke bloemenslingers in het haar. Veel familieleden. Zwoele James Lastmuziek â la Pacific. Onrustig geschuifel en geroezemoes van de aanwezigen, afgewisseld met enthousiast applaus. Spelende kinderen.
Na afloop slenteren we terug naar het pension. Er zijn teveel wolken voor een heldere sterrennacht. Later regen.Zaterdag 20 december
Een wandeling naar Vinapu
‘s Morgens houden we het rustig. We gaan naar de souvenirsmarkt en bekijken het houtsnijwerk, waar de eilandbewoners nog steeds heel bedreven in zijn. De ceremoniële voorwerpen van vroeger worden uiterst precies nagemaakt. In een stalletje zien we een beduimelde en stukbekeken catalogus van een tentoonstelling die in 1990 in Brussel te zien was, over voorwerpen die allang door iedereen hier weggeroofd zijn. De foto’s dienen als voorbeeld voor de producten van nu.
Uiteindelijk gaan we om twaalf uur weer op pad. Het heeft vannacht geregend en het is bewolkt en benauwd. We lopen met lood in onze benen. We gaan eerst naar een grot met schilderingen, die we op een vorige wandeling gemist hadden. Er blijken alleen wat vage vormen en vlekken te zijn, die ons doen denken aan de Alzheimerschilderijen van Willem de Kooning. We blijven er een tijdje.
Als we verder lopen is de lucht opengetrokken, de wolken zijn weggewaaid en de zware atmosfeer is verdwenen. Het doel van de tocht is Vinapu, waar de oudste ahu’s van het eiland liggen.
Er zijn er twee. De ene is een rommeltje, de andere vertoont metselwerk met Inca—precisie. Grote blokken, die nauwkeurig in elkaar passen. We verbazen ons over deze manier van bouwen en vragen ons af hoe men er toe gekomen is. Volgens Thor Heyerdahl was het iets wat ze konden en later verleerd zijn, om zijn theorie te ondersteunen dat de oorspronkelijke bewoners van het Zuid-Amerikaanse vasteland afkomstig waren. Nu is deze opvatting achterhaald, maar er staat ook een a-typisch rechthoekig beeldje op deze plaats, wat overeenkomsten vertoont met vroege Inca sculpturen. De rest van de beelden liggen allemaal op hun gezicht, dus daar valt verder niet zoveel aan te beleven, maar dit alles bij elkaar schept die sfeer, die dit eiland zo bijzonder maakt.
We lopen de landingsbaan van het vliegveld onderlangs, in de richting van Vaipu, tot we weer af kunnen slaan naar Hanga Roa.
Onderweg passeren we nog één beeld zonder naam, die we dan maar Monsieur Jacques dopen.
Dit eiland heeft,hoewel klein, toch een aantal gezichten. Aan de zuidkant, in de omgeving van Hanga Roa, ziet alles er vriendelijk uit. Kleine stukjes grond die bewerkt worden, hier en daar wat bomen, landerijen. Midden op het eiland en tegen de kraterwanden liggen stukken bos. Het overgrote gedeelte is leeg. Veel paarden en koeien die overal los lijken te lopen. Op al onze wandelingen komen we steeds door verschillende landschapstemmingen. Van heel verlaten en woest tot vredige uitzichten. Van heel intiem tot weids en leeg.
In het dorp eten we tegenover Le Pêcheur in een naamloos restaurant. De stevige kokkin maakt alles op bestelling. Haar hoofd komt net boven de toonbank uit. De handen gemoedelijk onder de kin. Haar dikke kont dobbert op een laag krukje.
Erg ‘tropical’!Zondag 21 december
Met een taxi naar Tongariki, lopend terug
We nemen een taxi naar Tongariki, waar de ahu met de 15 beelden staat. Een ritje van een half uur. Een oude man met een rode Nissan brengt ons zwijgend naar de plaats. Als we uitstappen rijdt hij verder. Met een ander oog en een ander gevoel lopen we nu rond. Het is niet meer de opwinding van het verzamelen van indrukken. Die hebben we al. De plek is bekend, we letten op andere dingen. Omdat het ochtend is valt het licht anders. Ditmaal staan de ruggen van de beelden in de zon. Door de lichtval zien we opeens graveringen op rotsen, op enige afstand van de beelden, die we niet eerder hadden opgemerkt. Vogelmannen, maskers, vissen en een schildpad. We zijn hier trouwens wéér alleen. Niemand. Vogels en het geluid van de golven. Via de weilanden passeren we Rano Raraku, de kraamkamer van de moai. De zwijgende half ingegraven koppen met hun in zichzelf gekeerde blikken trekken opnieuw onze aandacht.
Er loopt een oude weg van Rano Raraku naar de kust. Hierlangs liggen tientallen beelden op weg naar hun toenmalige bestemming. Voorover, allemaal in dezelfde richting. Alsof het transporteren van de gevaartes, opeens geen zin meer had. Veel bedrijfsschade van gebroken beelden. Om de figuren heen liggen steeds veel keien. Misschien waren ze nodig voor het vervoer. Het geeft het gevoel van een primitieve heilige weg, zoals van Luxor naar Karnak in Egypte, maar dan op zijn ‘Stille Oceaans’. Door hier te lopen zien we pas hoeveel ahu’s en moai er zijn. Het eiland ligt ermee bezaaid.
We nemen de weg naar Hanga Roa langs Monsieur Jacques. We groeten hem beleefd. We groeten alle beelden die we tegenkomen nog één keer. Morgen vliegen we terug naar Santiago.Dit artikel verscheen in het blad De Nieuwe Maatschappij, jaargang 2, nummer 2 in 1998 van Arti et Amicitiae te Amsterdam
boven