ST. ANTONIUSSCHOOL
ZIJLSINGEL 2, HAARLEM:
HET ATELIER VAN:
RONALD RUSELER
De St. Antoniusschool
De St. Antoniusschool aan de Zijlsingel 2, die stamt uit 1912-1913, is ca. vijftien jaar niet meer als zodanig in gebruik. In de lokalen op de eerste en tweede verdieping van het pand zijn inmiddels ca. zes ateliers gevestigd. Op de begane grond is het theater voor eigentijdse muziek ‘Het Patronaat’ gehuisvest. Met de komst van dit theater behoorden de plannen van de gemeente om het pand opnieuw als school in gebruik te nemen tot het verleden. Omdat de gemeente het schoolgebouw echter nooit officieel voor ateliers heeft bestemd, blijft de mogelijkheid bestaan dat de ateliers weer ontruimd dienen te worden.
Over Ronald Ruseler
Ronald Ruseler volgde zijn opleiding aan de Academie voor Beeldende Vorming te Amsterdam, een lerarenopleiding voor tekenen en schilderen. Op deze opleiding had hij onder andere les van Wout van Ringelestein[1]. Vanuit de academie heeft hij geen speciale invloed ondervonden; Ruseler beschouwt zichzelf ondanks zijn opleiding als autodidact.
Ruseler werd in Haarlem geboren en bleef wonen in deze stad. Hij sloot zich aan bij de kunstenaarsvereniging ‘de Groep’, waarvan hij ook enige tijd voorzitter was.
Ruseler geeft veertien uur per week les in tekenen en schilderen op een middelbare school. Hij beschouwt dit werk als volkomen gescheiden van zijn kunstenaarschap; hij draagt zijn leerlingen niet de stijl en de sfeer over waarin hij zelf werkt. Er wordt in de lessen die hij geeft niet uitgegaan van de vrije expressie, maar hij leert de leerlingen vanuit een bepaalde gedachte of beeldend probleem te werken, dat ze moeten betrekken op technieken die ze geleerd worden.
Na de academie exposeerde Ruseler verscheidene keren: in Felison te Velsen (1976; Cultureel Centrum de Vaart, Hilversum (1981), KCB, Bergen (1982); Haarlems Grafiekcentrum (1983-84); de Vleeshal, Haarlem (1984), Museum Fodor, Amsterdam (1985). Ook had hij diverse tentoonstellingen met andere kunstenaars, Werk van Ruseler bevindt zich in het Frans Halsmuseum en in diverse particuliere collecties. Publicaties over Ruseler kan men vinden in de catalogus “25 jaar de Groep”, in de catalogus gewijd aan de Biënnale van Noord-Holland (1985); in een catalogus geheel gewijd aan zijn eigen werk (1983-84), uitgegeven door het Frans Halsmuseum, en in diverse kranten. Afbeeldingen van het werk zijn in bovengenoemde catalogi te vinden, ook heeft de kunstenaar zelf foto’s van zijn werk.
Ruseler ziet het kunstenaarschap niet als ‘vak’, in die zin beschouwt hij zichzelf niet als kunstenaar. Hij ziet zichzelf als kunstenaar omdat hij een reden heeft tot het maken van kunst: het is voor hem een essentiële manier van uiting, verdediging, bescherming. Een bepaalde manier van leven en het schilderen zijn hier een onderdeel van. Deze heel persoonlijke keus is gemaakt en daarom, meent Ruseler, kan hij niet meer terug naar het niet-kunstenaar zijn.
Ruseler voelt zich niet op zodanige wijze verbonden met het Haarlems kunstbedrijf, dat hij deelneemt in commissies, besturen en dergelijke, Hij heeft wel contacten met andere Haarlemse kunstenaars, maar niet in een bepaald clubje. Ook zijn er wat contacten met leden van de Groep. Heel incidenteel werkt hij samen met Haarlemse kunstenaars: in het voorjaar van 1985 werkte hij met de Haarlemmer Jan Willem Post en met de Chileense kunstenaar Gabriel aan een ontwerp voor een muurschildering. Deze schildering werd op initiatief van Amnesty International – aangebracht nabij de Openbare Bibliotheek te Haarlem. Dit is een incidenteel gebeuren.
Met Haarlem als stad voelt Ruseler zich niet echt betrokken. Dat is wel het geval met de omgeving van Haarlem, dat terug te vinden is in veel werk van Ruseler. De duinen van Bloemendaal met de bunkers vormden een duidelijke inspiratiebron voor enkele van zijn werken. Hier zal verder in dit artikel dieper op ingegaan worden.
De BKR wordt door Ruseler gezien als een soort mecenaat van de hedendaagse beeldende kunst. Hij maakt bewust geen gebruik van deze regeling omdat hij financieel onafhankelijk wil zijn, maar meent dat een goede kunstenaar vrijgesteld mag worden en dus inkomsten mag krijgen via de BKR. Een nadeel van de BKR is, dat er niet altijd op de kwaliteit van de kunst gelet wordt, een kunstenaar kan soms te gemakkelijk van de regeling gebruik maken.
Het werk
Ruseler beschouwt zijn schilderijen en tekeningen als zeer persoonlijke, door gedachteassociaties bepaald, werk dat zijn houding tot het mysterie ‘leven’ weergeeft. Centraal in zijn werk staat de Tweede Wereldoorlog, die hij als een breekpunt in de geschiedenis ervaart. Door deze oorlog wordt op een aantal gebieden ook nù nog zijn leven bepaald: door wat men om zich heen ziet, – de archeologie van de oorlog, zoals bunkers in de duinen en door de huidige politieke situatie. In zijn werk wil Ruseler het onveilige leven waarin hij staat tot uitdrukking brengen. Hij ziet zijn werk ook als een middel om het leven te begrijpen en richting te geven.
Door middel van zijn werk wil hij doordringen in de vraag of er een plan achter het leven is, of dat het leven vanzelf loopt.
Dit gebeurt in vormen, vaak landschappen die voor Ruseler bepaalde gedachteassociaties inhouden. Vooral de duinen -met haar bunkergroepen bepaalde gedachteassociaties en beelden op die Ruseler tot uitdrukking brengt in grijze, blauwe, bruine tinten. Vanuit de associaties die de oorlog oproept komt Ruseler tot een persoonlijke symboliek, voornamelijk uitgedrukt in grote abstracte vlakken die uit aardekleuren zijn opgebouwd.
Ruseler groeide op in de tijd dat de conceptuele kunst veel aandacht trok. Hij meent, dat hij zich enigszins afzet tegen het saaie van de conceptuele kunst. Hij maakt zijn werk niet vanuit een bedachte opzet, maar vanuit gevoelens, emoties. Het concept wordt pas achteraf gevormd. Fotoboeken van bunkers, loopgraven en van actuele krantenknipsels vormen samen met zijn schilderkunstige werk een soort concept, een document ook. Uiteindelijk, hoopt Ruseler, passen al deze onderdelen uiteindelijk in elkaar.
In de loop van ongeveer tien jaar maakte Ruseler een ontwikkeling door van realistisch figuratief naar een niet-figuratieve, abstracte schilderstijl. Het realistische werk dat hij in het midden van de jaren zeventig maakte bestaat uit aquarellen en olieverven waarin thema’s uit de oorlog verwerkt zijn. In dit werk ziet men vooral bunkers en mensen die zich in oorlogs- of vernietigingssituaties bevinden. Later, aan het einde van de jaren zeventig werkte Ruseler niet alleen tweedimensionaal, maar vervaardigde hij ook objecten. De thematiek van deze objecten is, evenals bij zijn vroegere werk, vooral gericht -direct of indirekt op de oorlog. De periode waarin de objecten gemaakt worden is vrij kort, al vrij snel gaat Ruseler zich vooral weer toeleggen op het tekenen en schilderen.
Ruseler voelt zich niet verwant aan een bepaalde stroming in de beeldende kunst, zijn werk is dan ook niet aan een
stijl gebonden. Hij meent, dat hij door zich af te zetten tegen de conceptuele kunst een dialoog voert met de ontwikkelingen in de kunst. Er zijn wel invloeden vanuit de beeldende kunst, denkt Ruseler, want echt isoleren van de ontwikkelingen is natuurlijk onmogelijk. Belangrijker dan schilderkunstige stromingen is voor hem de literatuur. Vooral de schrijvers die zich sterk laten leiden door gebeurtenissen, invloeden en druk ‘van buitenaf’ en dat zeer persoonlijk proberen op te lossen en te verwerken spreken Ruseler aan. Hierbij kan men denken aan auteurs als Mulisch en Vestdijk. Ook een schrijver als Malcolm Lowry is voor Ruseler van belang: iemand waarvan het werk bestaat uit verschillende lagen die elkaar ondersteunen, het gaat niet on één vlak verhaal of theorie. Deze manier van werken tracht Ruseler ook in zijn schilderijen toe te passen.
Het werk van Ruseler ontstaat intuïtief en zeer moeizaam. Hij is heel lang met een werk bezig door voortdurend te zoeken naar vormen en kleuren die de gedachte die hij uit wil drukken het dichtst benaderen. Vanuit een opzet in lichte, felle kleuren ontstaat in de loop van de tijd een werk dat veel donkerder aardetinten heeft. Ruseler beschouwt het werk als af wanneer het zo goed mogelijk relateert aan de gevoelens die hij tot uitdrukking wilde brengen, een proces dat wel vier tot vijf jaar de tijd kan nemen.
Ruseler schildert vooral voor zichzelf, hij heeft niet de bedoeling bepaalde ideeën over te dragen. Hij vindt het niet essentieel dat mensen die zijn werk bekijken die gedachteassociaties krijgen die hij wilde uitdrukken, het is wel belangrijk dat toeschouwers bepaalde associaties krijgen bij het bekijken van het werk.
De donkere kleuren, abstracte vormen en vaak grote afmetingen van het werk van Ruseler laten werken zien met en meditatief karakter, Dit wordt op twee manieren bereikt, Allereerst door de kleuren en vormen, die bijna monotoon lijken maar door hun associatieve betekenis waarde hebben. Vorm en kleur doen sterk aan Rothko denken. Inhoudelijk hebben de doeken van Ruseler echter een hele andere geladenheid als die van Rothko: in tegenstelling tot de contemplatieve doeken van deze schilder komen Ruselers doeken voort uit en bewogenheid met gebeurtenissen bepalen en uit vragen tot het leven zelf. Vervolgens kan men aan de werken zien dat er lang en geconcentreerd aan gewerkt is; de schilder trekt zich terug om zijn schilderijen te kunnen maken. De gedachten van de schilder zijn niet zomaar op het doek neergezet, maar er ligt aan een schilderij een wordingsproces ten grondslag dat zich op het doek zelf afspeelt: kleuren en vormen zijn over elkaar heen gezet totdat het uiteindelijke werk gevormd en af is.
Ruseler beschouwt zichzelf niet echt als kunstenaar, maar als iemand die gevoelens en emoties beschrijft. Het echte leven als bron voor zijn artistieke uitingen is voor hem belangrijker dan duidelijke ideeën en stellingen over wat kunst is en dit in je eigen kunst door laten werken. Wel is het belangrijk dat er vanuit kunst een bepaalde stelling of levenshouding spreekt. Ruseler meent, dat de mens de plicht heeft om zich heen te kijken op politiek, sociaal en cultureel gebied. Hier zijn namelijk zaken aan de orde die enorm van invloed zijn op de mens. Dit heeft altijd -voor ieder mens- een standpunt tot gevolg. Dit standpunt komt in het werk van Ruseler- niet op een directe manier tot uiting, maar bij nader beschouwen is het er wel in te herkennen, meent Ruseler, Goede kunst moet, naar de mening van Ruseler, de wereld altijd verhelderen en beïnvloeden. Hij vindt het wel belangrijk dat er vanuit kunst een bepaalde stelling of levenshouding spreekt. In zoverre kan Ruseler zijn werk als kunst beschouwen en in zoverre is het werk van Ruseler ook geëngageerd te noemen.
De laatste tien jaar heeft Ruseler een inventarisatie gemaakt van de belangrijke thema’s in zijn leven. Momenteel tracht hij zich hiervan los te maken en tot werk te komen waarin andere symbolen belangrijk zijn.
In hoeverre de stellingname en waarschuwingssignalen van de schilder opgevangen worden door de toeschouwers is de vraag. Zijn werk is meestal te abstract om de betekenis direct te kunnen begrijpen. Toch ligt het belang van Ruseler’s werk m.i. hierin, dat de schilder op integere en heel eigen wijze vorm tracht te geven aan gedachten over de wereld, het leven: gedachten en associaties die alarmerend zijn.
HET ATELIER VAN RONALD RUSELER – gefotografeerd door Teake Henstra
Ronald Ruseler heeft het atelier aan de Zijlsingel 2 momenteel ca, elf jaar in gebruik. Hij vindt de scheiding tussen wonen en werken prettig. Als hij zijn atelier betreedt, komt hij in zijn eigen wereld en bij het verlaten van de ruimte blijft deze ‘stabiel’ achter. De locatie van het pand, in het centrum van Haarlem, is een voordeel van het atelier. Ook het uitzicht – door de gedeeltelijk afgeplakte vensters is alleen de blauwe lucht zichtbaar – is volgens Ronald Ruseler gunstig. Van het verkeersgeluid op de Zijlsingel zegt hij geen last te hebben: ‘ik doe alsof het het geruis van de zee is’. Ronald Ruseler ziet zijn atelier als een werkplaats, waar hij zich thuis voelt: hij spreekt in dit verband over een ‘privéruimte’. Al zijn werk verricht hij in zijn atelier: nadenken of schrijven over zijn werk, lezen en de administratie. Deze kale ruimte is ‘het zenuwcentrum, het hoofdkwartier’ van zijn werkzaamheden. Ronald Ruseler heeft zijn atelier op een symbolische wijze ingedeeld. Hij beschouwt zijn atelier als het centrum van zijn wereld. Hij heeft als het ware een kompas in de ruimte gezet en zo ‘de richtingen van zijn kunstenaarschap uitgezet’. Hiermee heeft hij een overzichtelijk en helder atelier gecreëerd.
De raamzijde van de ruimte ligt op het oosten. Deze zijde vertegenwoordigt alles wat verbonden is met het binnenland. Aan de westwand hangt werk, dat de zee en de duinen tot onderwerp heeft. Ronald Ruseler voelt zich niet zo verbonden met het zuiden: deze muur is dan ook een lege witte muur, waar zijn werk ontstaat. Aan de noordkant hangen kleine werken, zowel recente werken als oudere, favoriete, schilderijtjes. Deze schilderijen heeft hij ‘achter de rug’: achter de bank waarop hij meestal zit. Ronald Ruseler vindt het noodzakelijk zijn werken om zich heen te hebben. Al zijn werken horen bij elkaar, ze maken deel uit van één plan. Binnen dit raamwerk, dat zich in de loop der tijd ontwikkeld heeft, heeft ieder schilderij een plaats. Het atelier, waarin zijn wereld zich bevindt, is daarom van groot belang; het is de meest stabiele ruimte die hij kent. Voor de opname heeft Taeke Henstra gekozen voor de weergave van de wand met schilderijen. De symbolische betekenis van de wand is echter van de foto niet af te lezen. Deze symboliek is volgens Ronald Ruseler, ook niet interessant voor een ander, maar alleen een gegeven van waaruit hij werkt. Op de foto is te zien dat de ruiten beplakt zijn.
Op deze wijze schermt Ronald Ruseler de atelierruimte af van de indrukken, die hij van buiten krijgt. Voor het raam staan twee televisietoestellen, waardoor hij contact met de buitenwereld kan houden. Daarom heeft hij tijdens het schilderen vaak de televisie aanstaan. Ook maakt hij foto opnamen van televisiebeelden, die hij gebruikt in zijn werk. Hij waardeert met name de onscherpte van dit soort foto’s. De vaagheid van de foto komt overeen met de vaagheid van een geschilderde voorstelling.
de foto van Teake Henstra
In zijn werk houdt Ronald Ruseler zich bezig met het fictieve landschap’. In enkele schilderijen is dit landschap figuratief verwerkt, in andere werken is sprake van een sfeerweergave. Het zijn schilderijen over de wijze waarop hij zijn wereld geconstrueerd heeft. Ze verwijzen naar hoe hij de wereld ervaart, fantaseert of hoe de wereld eruit zou moeten zien. Taeke Henstra heeft bij het maken van de foto niet zozeer naar het ontstaan, maar naar de geschiedenis van het werk van Ronald Ruseler gekeken. De stukken hout op de vloer zeggen iets over zijn materiaalgebruik: Ronald Ruseler schildert zowel op doek als op hout. Hij spreekt over een ‘ritueel’ als hij zijn manier van werken typeert. Als hij in het atelier aankomt, begint hij vaak met voorbereidende werkzaamheden zoals het opspannen van een doek of het maken van een houten paneeltje. Pas in de middag – als ook het felste zonlicht uit het atelier is verdwenen – begint hij te schilderen.
Circa elf van de schilderijen, die op de foto zichtbaar zijn, zijn verkocht. Enkele zijn enkele jaren geleden geëxposeerd geweest op een tentoonstelling in het Cruquiusmuseum.
Het schilderij op afb. A heeft hij inmiddels veranderd. Het maakt nu deel uit van de ‘Tombe-reeks’. In de werken uit deze reeks zijn stenen verwerkt (zie ook afb. B). Hij omschrijft de tombe-reeks als ‘ontdekkingsreizen in zijn eigen fictieve landschap, waarbij hij in dat landschap een tombe met een zekere stemming ontdekt’. De schilderijen hebben een nummer, dat gebaseerd is op de associatie, die dit getal oproept. De atelierwand aan de noordzijde geeft Ronald Ruseler de gelegenheid zijn schilderijen te bekijken en eventueel te veranderen. Als op de foto zichtbare inspiratiebron noemt Ronald Ruseler de beelden, die via de televisietoestellen de ruimte binnenkomen. Ook de symboliek in de poster op de kast met als opschrift ‘Images d’ailleurs’ spreekt hem aan.
Gerdien Verschoor
maart en november 1985.
[1] Wouter van Ringelestein (1929) schreef het boek Beeld en Werkelijkheid. Over de fenomenologie van het beeldend proces. De werkelijkheid leert men kennen door te doen, waarbij analyserend kijken leidt tot zien. Het boek had destijds een controversieel uitgangspunt. De ideologie van de vrije expressie (50-er jaren) werd ter zijde geworpen, zinloos gevonden, omdat er geen doel aan verbonden was.