Ronald van der Meijs

Mongoolse klanken 

Dik twee jaar geleden had Ronald van der Meijs (1966) helemaal tabak van de beeldende kunst. Het begon er stukje bij beetje in te sluipen. Hij had het gevoel dat hij zichzelf aan het herhalen was, nieuwe input bleek hard nodig. Hij was toe aan een reis. 

In het atelier legt hij, tussen opgetast werk, muziekinstrumenten, orgelpijpen en elektronische apparatuur, uit hoe hij zich hier – in het niemandsland tussen Amsterdam en Haarlem – langzaam zat op te winden en dacht;
’Wacht eens even – ik begin iets gruwelijk te missen… Ik werd helemaal niet goed van dat lege gevoel en als mij dat overkomt ben ik echt aan een reis toe. Niet eentje van twee of drie weken, maar van minimaal twee, drie maanden’. 

Momenten voor reflectie
‘Via een Britse curator werd ik in 2018 uitgenodigd om mee te doen met de Land-Art Biënnale van Mongolië. Dat kwam mooi uit, want het was ver weg en het zat al een beetje in mijn hoofd. Omdat ik eerder in Marokko aan de randen van de woestijn was geweest met een oude legerbus, werd het aanlokkelijk om met mijn tweeëndertig jaar oude fourwheeldrive zelf naar Mongolië te rijden. Het land werd plotseling heel erg nodig, want voor je werk, waar ik toen zo aan twijfelde, ga je in een andere omgeving heel anders om je heen kijken. Ik zou tijd voor reflectie krijgen en kon mensen uit andere culturen leren kennen. De lege tank in mijn hoofd kon door de reis weer worden aangevuld.’

Thuis had Van der Meijs een model voor zijn installatie gemaakt, motortjes, elektronica en zonnepanelen ingepakt. Het plan was om onderweg van de nomaden oude, traditionele muziekinstrumenten en authentiek touw en hout van hun tenten te verzamelen, die hij zou gebruiken voor zijn installatie in Mongolië. De reis zou ruim vijf maanden duren.

Monsterrassen en barbaren tot in de tenen
Mongolië ligt een werelddeel ver weg en sinds de middeleeuwen heeft het Wilde Oosten ons in het westen altijd enorm gefascineerd. Toentertijd werden uit onwetendheid over die onbekende oorden monsterrassen verzonnen, zoals kannibalen, mondloze wezens zonder hoofd of hals – met het gezicht op de borstkas, rassen die zulke grote oren hadden dat hun bezitters ze in hun handen moesten houden en ermee konden vliegen.

De opmars van de Mongoolse horden boezemden de eerste helft van de 13e eeuw bij de Europeanen angst in van bijna mythische proporties. Djengis Khan en zijn opvolgers heersten in die verre geheimzinnige wereld over een rijk dat zich uitstrekte van Hongarije, zuidelijk Rusland tot diep in China. Verhalen over hun meedogenloosheid en gruwelen zorgden voor veel onrust. Toen de ruiters zich weer huiswaarts repten reisden de eerste monniken, over de oostelijke, woestijnachtige steppen Mongolië in en hoewel de tocht voor hen een levensgevaarlijke beproeving moet zijn geweest bereikten hun berichten ondertussen Europa. Vol bewondering beschreven ontdekkingsreizigers, zoals Marco Polo, een georganiseerde wereld van legendarische rijkdom met gouden paleizen en ravijnen vol diamanten.
De zijderoute naar de paradijselijke wereld van het ideale Xanadu vond hier haar oorsprong.

Het nomadisch territorium
Deze zijderoute legde Ronald van der Meijs met zijn Cruiser ook grotendeels af. De reis ging via Oezbekistan en het zuiden van Kazakstan naar de weerbarstige, eindeloze steppen van Mongolië.
De herderfamilies die hij ontmoette leven daar in extreme omstandigheden. In de zomer wordt het snikheet en de winters kunnen tot min veertig graden Celsius koud zijn. Daarom volgen de herders hun schapen, geiten, yaks, kamelen en paarden ieder seizoen over de vlakten op zoek naar voedsel voor hun dieren. In het voorjaar heeft de natuur haast en na drie maanden wordt de luwte in de valleien opgezocht. 

Men woont in een ronde tent of Ger, die uitstekend bescherming biedt tegen de brandende zon, de barre winterkoude en de snijdende steppewind van het Mongoolse Hoogland. De tentdoeken zijn van schapenvilt en worden vastgemaakt aan een ingenieus opvouwbaar en uitrekbaar skelet van stokken.

Symbiose tussen natuur en cultuur
‘Met het ene been staan de herders nog vol in de traditie’, vertelt van der Meijs,’ en aan de andere kant is hun bestaan gemoderniseerd met pick-up trucks, motoren, mobiele telefoons, schotelantennes en zonnepanelen. Voor ons is het jammer dat die oude nomadische cultuur langzaam verdwijnt, maar dat kan ook niet anders. Men moet zich aanpassen aan deze tijd om te kunnen overleven. Ook daar willen de mensen het beste voor de familie en eerlijk gezegd zoeken wij uiteindelijk onze eigen romantiek in hùn nomadische bestaan. Wij nemen onze eigen fantasieën mee en je verwacht die bij hen te vinden. Dat klopt natuurlijk totaal niet met wat je in werkelijkheid tegenkomt’.

Mooi zonder ziel
‘Daarom zag ik mijn installatie A Nomadic Dyptich als een mooie metafoor voor dat leven, enerzijds verwijzend naar het traditionele nomadenbestaan en anderzijds als een afspiegeling van de moderne tijd’.
Van der Meijs was, als gezegd, aanvankelijk van plan om onderweg nomadische muziekinstrumenten te verzamelen en in de installatie op de steppelocatie bij Murun Sum te automatiseren met een zonnepaneel en het elektromotortje, maar oude instrumenten waren moeilijk te vinden. De muzikanten wilden hun unieke exemplaren niet verkopen. Gaandeweg werd hij geconfronteerd met zijn eigen vooroordelen en onwetendheid over deze veelal arme gebieden en moest het na veel zoeken doen met replica’s voor toeristen. Ook mooi, maar wel zonder de ziel van de oude traditionele snaarinstrumenten. 

Echo voor een nieuwe tijd
De diptiek is voor Ronald van der Meijs nochtans een geslaagd sleutelwerk geworden. De geluidscompositie van de installatie werd aangestuurd door het ritme van de natuur, met het zonlicht, wolken en wind in de hoofdrol. Door het zonnepaneel en de motortjes speelde het werk als de elementen het toelieten. Het werd daardoor een traag veranderende compositie van toonhoogten en geluidsaccenten met een eigen verschuivend patroon.

‘Mijn kunst weerspiegelt het tijdsverloop en de traagheid. Komt er een wolk voorbij, dan stopt het meteen. Het roept daardoor direct reacties op, omdat je als het ware leest hoe geluid ontstaat. De nieuwe technologie hoeft de mens niet te plaatsen tegenover de natuur, maar kan er juist een onlosmakelijk onderdeel van worden. Ik zoek telkens naar een nieuwe symbiose tussen cultuur en natuur. Dat heb ik met A Nomadic Dyptich ook gerealiseerd’.
Het is Van der Meijs gelukt een installatie te bouwen met een intrigerende gelaagdheid. De constructietechnieken sluiten in hun lichtheid naadloos aan op die van de gers, de instrumenten lijken de lange epische gedichten te vertolken van de reciterende barden. De installatie verwijst in vele opzichten naar al hun doorleefde verhalen en doet een beroep op de verwondering bij het publiek. Door Van der Meijs’ aanwezigheid in de verre steppen hebben er avontuurlijk nieuwe klanken geresoneerd in een fijnbesnaard kunstwerk.

Ronald Ruseler, augustus 2019

Geschreven voor Palet Magazine okt/nov 2019
Geraadpleegde bronnen: 

  • – Ateliergesprek met Ronald van der Meijs op 29 augustus 2019. 
  • – Langs de Zijroute – column van Ronald van der Meijs in BK-informatie, 14 juni 2019 
  • – Het Vierde Werelddeel, Toby Lester – 2009
  • – De Zijderoutes – Peter Frankopan – 2016
  • – De dansende demonen van Mongolië – tentoonstellingscatalogus Nieuwe Kerk, Amsterdam – 1999
  • – Die Mongolen – Walther Heissig & Claudius C. Müller, 1989