Amsterdam bleef trekken, maar Haarlem won. Keer op keer. Dankzij het ooit zo gunstige klimaat voor kunstenaars en het ruimhartige stadsvernieuwingsbeleid van de gemeente woont het kunstenaarspaar Ronald Ruseler en Margreet Bouman nog steeds in de Heiliglanden.
Wanneer Ronald Ruseler en Margreet Bouman in 1976 hun huis kopen aan het Nieuw Heiligland, zijn de meeste buurtgenoten nog de authentieke bewoners, mensen van wie de families generaties lang zijn gehuisvest in de Heiliglanden. Die hadden zo hun eigen omgangsvormen. ‘Wanneer er heibel of onenigheid in de steeg was, werd dit soms op een “duidelijke manier” opgelost. Maakte iemand veel lawaai op straat, dan kreeg hij een teil water over zijn hoofd.’
Ronald ontvangt ons in zijn ruime woonkeuken op Nieuw Heiligland. Hij is net terug van een tentoonstelling in Parijs, waar zowel zijn werk als dat van zijn partner Margreet werd geëxposeerd. Ronald, in 1950 geboren en opgegroeid in Haarlem-Noord, leert Margreet kennen in het Haarlemse uitgaansleven. Hij is dan negentien, zij zestien. Al op jonge leeftijd weet Ronald dat hij kunstenaar wil worden. ‘Vanaf mijn twaalfde, dertiende jaar verveelde ik me altijd zo. Behalve met tekenen en schilderen.’ Op advies van een tekendocent op de havo, die zelf kunstenaar is, volgt hij eerst de lerarenopleiding. Op negentienjarige leeftijd heeft hij zijn eerste expositie in de Waag en zijn werk als tekendocent verschaft hem de vrijheid zich te blijven ontwikkelen als kunstenaar.
In de periode 1970-1975 studeren Ronald en Margreet beiden in Amsterdam aan de kunst-academie. De bedoeling is dat ze in Amsterdam gaan wonen, maar wanneer ze voor de duur van hun studie een zolderverdieping in Haarlem-Noord aangeboden krijgen, kiezen ze daarvoor. Ze hebben het er erg naar hun zin. Niettemin willen ze na hun studie alsnog naar Amsterdam, maar op dat moment is dat ‘even geen optie’.
Ze wonen tijdelijk bij hun ouders als ze in de zomer van 1976 een telefoontje krijgen van hun oude hospita: in de binnenstad naast De Ark staat een huisje te koop. Ze gaan kijken. ‘Het leek ons wel wat. Beneden was een werkplaatsje, boven konden we wonen en op zolder was nog een slaapkamertje. Het was wel in de tijd van de rijzende prijzen, maar met hulp van familie kregen we de hypotheek rond.’
In de Heiliglanden stond in die tijd ontzettend veel leeg, ‘huizen waren vervallen, er waren veel kraakpanden. Het was een rommeltje, maar ook een buurt van betekenis, met verhalen.’ Alhoewel de kunstschilder Henri Boot al in 1963 is gestorven zijn de verhalen over hem dan nog springlevend. ‘Hier om de hoek woonde hij. Er werd gezegd dat de ratten over de tafel liepen. Hij leefde in een verwaarloosde wereld om als het ware een basaal contact te krijgen met het echte leven. Hij was voor velen een inspirator, zoals Godfried Bomans, Anton Heyboer en Kees Verwey.’ Die laatste herinnert Ronald zich nog goed. ‘Toen wij hier net woonden, vonden we hen net klassieke oudheden. Maar aan de andere kant was het heel bijzonder dat een stokoude, kromgebogen Verwey en zijn vrouw hier door de straat liepen met een schildersdoek dat zij net gekocht hadden in de Gierstraat bij Pompe – dé zaak voor schildersbenodigdheden. Echt een wandelende geschiedenis, waar wij respect en bewondering voor hadden.’
Het klimaat voor kunstenaars is eind jaren zeventig en in de jaren tachtig, de tijd van punk en new wave, zeer gunstig en hun plan om naar Amsterdam te vertrekken, raakt op de achtergrond. ‘Haarlem voerde een heel liberaal atelierbeleid. Ik had eerder een atelier dan een woonhuis, we konden meteen aan de slag. Dat was voor ons zó interessant dat we in Haarlem zijn blijven hangen.’ Daarnaast beschikt Haarlem over Atelier ’63, ‘opgericht door belangrijke en bekende kunstenaars zoals Wessel Couzijn. Zij waren van mening dat gevestigde kunstenaars kunststudenten moesten begeleiden en vonden het klassieke onderwijsmodel maar niets.’
De open sfeer van Atelier ’63 had als gevolg dat veel kunstenaars zich in Haarlem vestigden. Ze treffen elkaar in het uitgaansleven. De Ark, Het Melkwoud en ‘het eerste punkcafé van Nederland, De Roze Panter op de Botermarkt’ behoren tot de belangrijkste ontmoetingsplaatsen. Daarnaast worden er feesten georganiseerd in leegstaande panden, zoals dat van het Haarlems Dagblad aan het Groot Heiligland. In een razend tempo ontstaan nieuwe muziekgroepen, punkbandjes etc. In die jaren tachtig verandert er veel in de Heiliglanden.
Men wil de oude buurten niet langer slopen, maar vernieuwen: minder nieuwbouw, meer renovatie. Autochtone bewoners trekken weg, nieuwe komen ervoor in de plaats. ‘Sinds de urbanisatie in de negentiende eeuw bezaten huisjesmelkers in de buurt vaak een heel blok huisjes. Wanneer zo’n huisjesmelker overleed, verkocht de familie doorgaans alle pandjes. Dat was ook het geval toen wij er kwamen wonen.’ De nieuwe bewoners krijgen in die jaren alle medewerking van de gemeente om hun huis te renoveren. Er zijn financiële regelingen en men doet niet moeilijk over vergunningen.
De periode eind jaren tachtig, begin jaren negentig typeert Ronald als ‘enorm duf’. Wéér overwegen hij en Margreet naar Amsterdam te verhuizen. ‘Maar de buurt beviel ons en we wandelden elke dag naar ons atelier, in het gebouw waar nu het Patronaat zit.’ Ze blijven. Het zijn inmiddels de jaren negentig als ze besluiten de vruchten van de stadsvernieuwing te plukken: met de hulp van een bevriende architect renoveren ze hun huis.
Inmiddels wonen ze hier nu veertig jaar. Margreet heeft een atelier in de Vijfhoek, Ronald in het Rozenprieel. Tel daarbij hun woonwagen in Vogelenzang en je zou kunnen zeggen dat ze het beste van twee werelden hebben verenigd. Ronald ziet zichzelf hier niet snel weggaan.
Hij benadrukt dat de buurt wel erg veranderd is. ‘Het was een buurt met betekenis vanwege de vele verhalen en markante personen. Nu begint het allerlei facetten te krijgen van een openluchtmuseum. Er komen alleen nog mensen wonen die het zich kunnen veroorloven.’ Hij ziet dezelfde ontwikkeling in veel andere oude buurten: een vervallen, armoedige, goedkope wijk transformeert na verloop van tijd tot een zeer gewilde, onbetaalbare woon/werklocatie. ‘Het zijn vaak de buurten waar jonge mensen hun start maken. Veel mensen uit de creatieve sector, zoals kunstenaars, schrijvers.’ Zo gebeurde dat volgens Ronald in de Heiliglanden ook. ‘We zouden dit huis nu niet meer kunnen kopen.’
interview en tekst:
Anne Nieuwelink,
Billy van der Linden
24 april 2016
voor: Museum Haarlem: Mijn Wijk 2016