De klompen van Insulinde – Fred Benjamins

Documenta 15 in Kassel was een compleet andere editie dan alle andere hiervoor. Spraakmakende kunstenaars en bekende namen ontbraken, toonaangevende galeries met hun uitgebreide internationale netwerken eveneens en de wereldspelers die normaal gesproken altijd meedoen waren niet vertegenwoordigd. De curator van dienst was het Indonesisch kunstenaarscollectief Ruangrupa, met de leuze ‘ Make Friends not Art’. Het collectief ging uit van het Indonesische begrip van de Gedeelde Rijstschuur – Lumbung. In een lumbung wordt de jaarlijkse oogst opgeslagen en eerlijk verdeeld onder de gemeenschap.

Dit basisconcept waaierde uit over alle Documenta locaties, waardoor er van geijkte tentoonstellingen geen sprake meer was, maar het een soek, één grote markt was geworden van ideeën en discussie, met kunst als rituele handeling. Kortom in dat amalgaan van warrelingen moest je als bezoeker je eigen weg zien te vinden, want de aangeleerde routine om eigentijdse kunst te beschouwen en te begrijpen had haar betekenis zo goed als verloren. Kunst was sociaal geworden.
Daar kwam wel iets anders voor in de plaats, namelijk het begrip voor het collectieve geheugen, de oorsprong der dingen en de culturele waarden waarin kunst tot stand komt, met het recht op verschil binnen universele kaders. 

In Kassel moest ik aan de kunst denken van de Haarlemse kunstenaar Fred Benjamins (Djokjakarta 1943 – Haarlem 2012). Zijn werk is zo goed als vergeten, maar op deze Documenta zou zijn levenslange, artistieke zoektocht niet misstaan hebben. Er hangt al jaren werk van Fred bij ons in huis en door mijn bezoek aan Kassel ging ik er plotseling anders over nadenken.
Eenmaal terug in Haarlem kwam ik met Michel van Overbeeke op een avond in galerie KruisWeg68 over Fred te spreken en ik vroeg mij af waarom ik zo weinig over Fred wist. Michel kende hem van de middelbare school en daar vloeide indertijd een innige, levenslange vriendschap uit voort. Gezamenlijk gingen zij naar de Grafische School tot Fred er vroegtijdig mee stopte en overstapte naar Ateliers 63, een Haarlemse kunstenaarswerkplaats die in 1963 is opgericht door gerenommeerde beeldend kunstenaars. 

Ateliers 63, werk en vriendschappen
Uit onvrede met het toenmalige academische kunstonderwijs, dat geen gelijke tred hield met nieuwe ontwikkelingen in de beeldende kunst, beoogden de initiatiefnemers een structuur te creëren om startende kunstenaars in contact te brengen met ervaren geestverwanten. Het uitgangspunt was een kritisch, professioneel werkklimaat. (1)
Op de Ateliers kwam Fred in contact met de beeldhouwer Wessel Couzijn en in die tijd is ook zijn vriendschap met de Nederlands-Amerikaanse kunstenaar Shinkichi Tajiri ontstaan. Benjamins kon het altijd meteen goed vinden met collega-kunstenaars, omdat hij een innemende jongen was, die graag met anderen contact zocht, want dat ging hem makkelijk af. 

Wij spraken af om op het atelier van Michel onze kijk op diens kunst aan elkaar te toetsen. Het lange gesprek vond plaats op een milde herfstdag en de zon scheen uitbundig. Tijdens de rondgang door het immense complex keken wij eerst uitgebreid naar kunst. Michels verzameling is met een kunstenaarsoog samengesteld en alles sluit naadloos aan bij zijn eigen werk. Het werd een korte reis vol visuele sensaties. 
Michel wees na een tijdje naar een beeld van Fred, dat in het werkatelier stond. Het was klemgezet in een voetstuk van een kerstboom. Onnadrukkelijk majestueus en soeverein stond het metershoge beeld tussen andere objecten opgesteld. Beginnend als een vierkante balk zag je de vorm traag in een ronde spies veranderen die hoog en ijl de ruimte in stak. Als je onzorgvuldig keek zag je bijna niet hoe geraffineerd het object gemaakt was. Het was superieure beeldhouwkunst tot zijn meest primaire vorm teruggebracht. 

‘Fred was een prater. Dat was vroeger ook al zo, toen hij nog thuis woonde en als je op zijn kamer kwam dan moest je eerst een berg spullen opzijschuiven, want alles moest bestudeerd worden.’, vertelde Michel staande voor het beeld: ‘We hadden het altijd over kunst en zijdelings over filosofie, want hij was ook een filosoof, een denker. Hij las veel en wist heel veel. Wij konden eindeloos … uren en uren achtereen met elkaar praten. Na de Ateliers ben ik hem een tijdje uit het oog verloren, omdat hij vrij snel naar Amerika is vertrokken. Ger Lataster kreeg namelijk in 1965 een gastdocentschap aan de Minneapolis School of Art aangeboden en nodigde Fred uit om als assistent mee naar de VS te gaan, dus ging hij Lataster achterna’.

Poppe Damave in zijn atelier | Still uit film van Frank Michels – Ronald Ruseler met DE, 1978

Naar een onafhankelijk kunstenaarschap 
De eerste tekenlessen kregen Michel en Fred van Poppe Damave, kunstschilder en graficus. Hij woonde toentertijd in de Lange Herenstraat, vlak bij het station. 
Op zolder stonden twee stoelen onder een peertje en half in het donker lag in de verte een stapel rommel. ‘Ga dat maar tekenen’, wees Poppe en pookte de loeiende potkachel voor ze op tot de vlammen er uitsloegen. Bij hem werd de bestemming richting het kunstenaarschap ingeslagen.


Ik denk dat ik Fred in 1972 voor het eerst heb ontmoet tijdens de inrichting van 20 in de Hallen in de Vishal. Ik vond het een aardige vent, maar was niet erg onder de indruk van het werk dat hij toonde, want vond het nogal modieus. Hij had een stalen frame laten maken met daarin een blauw T-shirt aangespannen door veren. Toch raakten wij aan de praat en bleven in contact, omdat je met hem zo leuk over kunst kon praten. In 1972 zat ik nog op de academie en er werd niet verwacht dat je als student exposeerde, maar ik kon het niet laten. Het waren mijn leerjaren te midden van leerjaren. Onze gesprekken openden voor mij een wereld die verder ging dan mijn toenmalige beperkte horizon. Ik leerde kunstenaars kennen die in het academiehuis woonden van Atelier63. Met mijn vriendin Margreet trok ik o.a. op met kunstenaars uit Portugal die experimentele kunst maakten en de krant haalden met drijvende objecten in de Nieuwe Gracht. Later kwamen wij hun werk tegen in een prestigieus Portugees museum.

In de VS had Benjamins de kunstenares Nancy Talbot leren kennen en met haar kwam hij terug naar Nederland (2). Zij schreef zich in bij de Ateliers en werd bekend met subtiele, fijnzinnige tekeningen, die geregeld werden aangekocht bij de gemeentelijke aankopen. 
In de binnenstad woonden wij vlak bij elkaar, zodoende spraken wij om de zoveel tijd af om ’s avonds met zijn vieren te klaverjassen. Het kon niet anders of er werd over kunst gesproken en gediscussieerd. Tijdens de leerjaren verdiepte onze kunst zich en kwam de kern van ons kunstenaarschap bovendrijven. Ook wij haalden er de krant mee als een nieuwe generatie jonge kunstenaars. Kunst ging niet langer òver iets, maar werd iets. 
Fred werkte intuïtief en door zijn Indische achtergrond begon het samen te vallen met de ervaringen die hij had opgedaan in de VS. 
Met Nancy ging het huwelijk moeizamer, want Fred dacht als oudste zoon hiërarchisch, waar iedereen van de familie zich in schikte. Dat ging gewoon zo. Met Nancy kon hij de gelijkwaardigheid niet aan, terwijl hij ontzettend goed nadacht over het leven. Dat was bijna vreemd … Niet dat hij dat specifiek wilde, maar hij kon niet anders. De balans tussen het dagelijkse leven en de authenticiteit van zijn kunst schuurde pijnlijk. Nancy zou uiteindelijk met hun zoon terugkeren naar Amerika. Voor Fred was dat een tragedie, maar uit dat drama kwam prachtige kunst voort, omdat ook dat niet anders kon.


Bamboeknoop 14 x 15 cm en en polaroid, 11 x 9 cm

Geknoopt Bamboe
In die tijd kocht ik als verjaardagscadeau een bamboeknoop voor Margreet. Die hangt nog steeds ergens in huis als een soort fetisj. Over dat vroege werk vertelde Michel;
‘Gaandeweg is hij veel intuïtiever te werk gegaan. Ik heb hier ook zo’n bamboewerkje van hem, waarbij je je eigenlijk niet kunt voorstellen hoe hij dat deed. Zijn hele leven was ritueel geworden zo moet je het eigenlijk zien’. 
Michel liep naar een verloren hoek in zijn atelier waar een kleine bamboeknoop zorgvuldig stond geplaatst op een stuk zwart marmer.
‘Dit is helemaal Fred vind ik. Kijk hoe hij dit bewerkt heeft met kleur en hoe er hij eindeloos op door is gegaan. Als je ziet wat hij in kleur toegevoegd heeft. Daar was hij eindeloos mee bezig. Hij was nooit helemaal tevreden en wat hij ook deed … het kon toch altijd nog iets beter. Hier moest hij de bamboe eerst voorzichtig stomen om die vorm te krijgen en daarna plaatste hij het op dit stukje marmer. Deze manier van werken heeft zo te maken met zijn roots. Je kunt dit ding zo 6 meter hoog maken en dat zou waanzinnig zijn. Het ging hem puur en alleen om artistieke zorgvuldigheid en aandacht. Dat zie je ook in zijn tekeningen terug’.
Over zijn kunstenaarschap was Fred zeer stellig. Zo vertelde hij eens met een zekere aversie over een bezoek van Jan Hoet aan de academie in Den Bosch waar hij lesgaf. Hoet was gecommitteerde voor een student en na  afloop van de beoordeling had Hoet de docenten gezegd dat ze allemaal hun documentatie konden opsturen. De volgende dag zat iedereen te tikken en te plakken, maar hij deed daar niet aan mee. 
‘Als Hoet echt wil, dan komt hij toch wel naar mijn atelier, want al die jongens hebben niets meer van hem gehoord. Het is onzin om je tegenover Jan Hoet of Rudi Fuchs zenuwachtig te maken. Je werk! Daar gaat het om!’. Dat standpunt was helder, absoluut en overtuigend. 

In 1987 exposeerden Margreet en Fred in het VU-ziekenhuis. (3) Zijn aandeel bestond o.a. uit een monumentale waaier van kleine aquarellen die hij De Karavaan noemde. Een beeldende parade van ideeën en gedachten die zich een weg door de wereld baanden. Wij waren daar behoorlijk van onder de indruk en vroegen niet veel later of wij op z’n atelier een paar van die aquarellen mochten kopen. Het enorme atelier was een ongelofelijke puinhoop waar je nauwelijks je kont kon keren, maar voor Fred was de ruimte eigenlijk een autonoom land waar hij alleenheerser, gids en gastheer was. Voor hem was het er geen chaos, want alles hing met alles samen.
Michel:’ Hij kon zo een la opentrekken en aan een tekening van 10 jaar terug verder werken tot die geslaagd was. Dat atelier was net een pick-up waar de naald op een plaat vol krassen viel en je goed moest opletten, want bij Fred ging het niet om de krassen, maar om de muziek’.  
Wij kozen twee aquarellen uit en kletsten de rest van de middag over van alles en nog wat, waarbij Fred zijn hand geregeld liet steunen op wat hij zijn denkstok noemde. Mens en kunst waren innig met elkaar vervlochten.


Bij Fred op atelierbezoek – 1987

The Empty Box in Berlijn 
In 1990 was de Haarlemse kunstenaarsvereniging De Groep vlak na Die Wende gevraagd mee te doen aan een uitwisseling met Meisterschüler van de Akademie der Künste uit het voormalige Oost-Berlijn. Jan Polak en zijn vriendin Ellen Siebert waren de curatoren en als gast vroegen wij Fred ook mee. Jan Polak, Jan-Willem Post, Fred Benjamins en ik werden vlak voor de expositie als kwartiermakers vooruitgestuurd. Aanvankelijk zou de schrijver Louis Ferron ook meegaan, maar Louis was die nacht voor het vertrek in een nachtcafé de weg en zijn hondje kwijtgeraakt. Met Ferron was het sowieso moeilijk afspreken, daar wachtten wij niet op, dus vertrokken wij die dag gevieren.

Toen de zaken in Berlijn geregeld waren en de tentoonstelling in 1991 aanving was het voor ons een belevenis van jewelste. Wij bevonden ons op een politieke- en culturele vulkaan. Een kookpot van spannende gebeurtenissen afgewisseld met de onzekerheid bij onze vrienden uit de voormalige DDR. Tijdens het ophangen werd de Duitse delegatie in aanvang behoorlijk zenuwachtig van ons omdat wij tijdens het uitzetten eerst alles op de locaties bespraken zonder dat er iets gebeurde, terwijl er bij de Duitse kunstenaars van improvisatie geen sprake was, omdat ze zich hadden te voegen aan een strak vooraf uitgeschreven scenario. Wij eindigden niettemin, na een paar dagen hard werken, gelijktijdig en de opening was feestelijk.
De bijdrage van Fred bestond o.a. uit een collectie beschilderde dozen, die als bijna tribale portretmaskers aan de muur hingen. Hij vertelde dat die dozen voor hem de verwijdering met Nancy symboliseerden. Hij voelde zich geïsoleerd: een lege doos, een masker zonder betekenis. Dat gaf die dozen, afgezien van hun schoonheid, een geladen en emotionele inhoud. Ter plekke kochten Margreet en ik Empty Box 1. Plaats, inhoud en betekenis vonden elkaar in Berlijn en het lege hoofd hangt nog steeds in huis.

Fred Benjamins, the Empty Box no 1, 1991 karton en acryl medium, 24 x 19 x 30 cm
Jan-Willem Post, Ronald Ruseler, Fred Benjamins, Jan Polak – An der Mauer – Berlijn 1991

Fred had zich op zijn atelier teruggetrokken en slikte medicijnen tegen alle spanningen. Hij werkte hard, maar er kwam weinig uit zijn handen.
‘Als de medicijnen invloed hebben op mijn werk, dan is de keuze snel gemaakt’, zei hij, want hij kreeg er trillende handen van:,’ Dat kan ik niet hebben’.

Wij spraken Fred en Jan Polak geregeld in Café Jeltes, onder de stamgasten en grootgebruikers ook de Jelteskliniek genoemd. Het was een bijzonder café dat met grote regelmaat van interieur veranderde, omdat er altijd nieuwe kunst hing. Bij mijn weten zijn al die opmerkelijke exposities jammer genoeg nooit gedocumenteerd, dus moeten wij het met de verhalen doen. Het was er gezellig en veelal gingen de gesprekken nooit nergens over. Fred had er soms een handje van om aan de bar een stelling van je onderuit te halen om later op de avond het verhaal te verdedigen dat hij eerst bestreden had. Daar hadden wij lol om en meestal was dat het sein om naar huis te gaan. Fred raakten wij op den duur een beetje uit het oog, maar vernamen later dat hij opnieuw Indonesië had bezocht om zijn leven weer op de rails te krijgen.

‘6 Continenten – Culturele identiteit versus Globalisering’
Deelnemers: Fred Benjamins, Ronald Ruseler Joseph Semah | Jan Jacobs Mulder, Ellen Ombre, Fouad Laroui, Musthafa Stitou (teksten) – Leonore Pameijer en Marcel Worms (muziek).

6 Continenten in Haarlem
In 2005 nodigde Marijke Don, de oprichtster van de Vishal, Eleonore Pameijer en Marcel Worms uit om hun project ‘6 Continenten – Culturele identiteit versus Globalisering’ ook in De Vishal te presenteren.
Fred exposeerde toen voor het eerst een serie Hollandse klompen die bewerkt waren door Javaanse houtsnijders. Die klompen waren een verrassing. Zoals de Amerikaanse componist John Adams het gebergte van de minimale muziek doorgetrokken was en iedereen verraste met nieuwe muziek, zo stonden de klompen uit Insulinde losgezongen en met een bijna niet uit te leggen gelaagdheid soeverein opgesteld tegen de achterwand van De Vishal. De top was bereikt en een nieuwe wending leek in aantocht.

Tracks on Mount Everest, Frans Halsmuseum – Haarlem | Michel van Overbeeke in Galerie Kruis-Weg68

Ik heb zijn Tracks on Mount Everest, in het bezit van het Frans Halsmuseum, altijd één van zijn mooiste beelden gevonden. Het had een onzegbare schoonheid, maar ik was door die klompen enorm nieuwsgierig geraakt hoe het verder zou gaan en welke ontwikkeling hieruit zou volgen.
Mijn geheugen laat mij na die tentoonstelling een beetje in de steek. Ik sprak Fred af en toe nog wel, in het café kwam ik al jaren niet meer en verder was ik met mijn eigen kunst druk in de weer. 

In 2015 startte Michel van Overbeeke met Joke Stoute, Galerie Kruis-Weg68 (4) en hun eerste tentoonstelling was een hommage aan het oeuvre van Fred Benjamins. Dat was een terechte overweging, want voor je het weet ligt de vergetelheid op de loer. De klompen stonden centraal en werden prominent gepresenteerd, want die mogen niet vergeten worden. Ze moeten snel worden opgenomen in een museale collectie voor alles te laat is. Dokumenta 15 heeft de relevantie van het oeuvre van Benjamins voor 100% aangetoond.
Toen hij ongeneselijk ziek werd bezocht Michel hem vrijwel dagelijks op zijn atelier. Fred werd er liefdevol verzorgd door zijn familie en vaste vriendenkring. In de zomer van 2012 is hij overleden.  

Haarlem, november 2022

1 – de-ateliers.nl  | Ger Lataster, Mari Andriessen, Nic Jonk, Theo Mulder, Wessel Couzijn en Arie Kater waren de eerste begeleiders.
2 – http://nancytalbot.com/
3 – ‘Je kunt op zoveel manieren leven’ VU-ziekenhuis – catalogus 1987. 
4 – Over Galerie KRUIS-WEG68
Meer dan 100 jaar geleden opende J.H. de Bois (1878) – 1946) aan de Haarlemse Kruisweg 68 zijn eigen kunsthandel voor moderne kunst. Er waren in die tijd nog nauwelijks musea voor moderne kunst. Het initiatief van Kunsthandel J.H. de Bois was daarom voor het grote publiek een kennismaking met werken van o.a. Wassily Kandinsky, Vincent van Gogh en James Ensor.
In 2015 is het pand weer in gebruik genomen als galerie. Eigenaar en beeldend kunstenaar Michel van Overbeeke heeft zijn jeugd in dit pand doorgebracht. Zijn ouders hadden in 1948 de bovenwoning gehuurd. Dat hij nu als eigenaar in dit pand Galerie KRUIS-WEG68 hedendaagse kunst mag exposeren maakt de cirkel rond.

Geraadpleegde bronnen: