Toespraak – Nicole Hermans bij de opening van de tentoonstelling in RC de Ruimte op zaterdag 9 april 2005 van foto’s en het geluidswerk van Ronald Ruseler
Vandaag is in de galerie RC de Ruimte van Joop Stoop en Lieke Wagemaker naast JJC Vanderheyden ook te gast de Haarlemse kunstenaar Ronald Ruseler met werken. Voornamelijk bekend als schilder, maakt hij al jarenlang foto’s en objecten en tekent hij. Zijn inspiratie – geregistreerd in wat hij zelf ‘romantische landschappen’ noemt – haalt Ruseler voornamelijk uit zijn geliefde reizigerservaringen ‘onderweg’. Hier verruimt hij nog steeds zijn blik en komt hij na jaren tot de ontdekking dat uitvoering en concept in elkaar kunnen vervloeien tot iets geheel eigens, dat intuïtie gekoppeld aan ratio tot geheel eigen interpretaties kunnen komen.
Voor deze tentoonstelling combineerde Ruseler één collage en foto’s met geluiden, die te zien en te horen zijn; en in een klein casetteboekje met CD verkrijgbaar zijn als herinnering onder de titel : Geluidsvierluik ‘De Natuur’. Ook voor hem is een tentoonstelling weer een stap onderweg in zijn oeuvre-opbouw en elke opening een ceremonieel moment, waarbij een inleiding zijn waarde feestelijk kan onderstrepen. Ik doe een korte poging om enkele aspecten van zijn werk te belichten.
Als ik naar de titels kijk van enkele van zijn tentoonstellingen van de laatste vijf jaar, dan lees ik : Eilanden, Plaatsen met naam, Oase, Open velden, Odyssee – een universum, en ‘Op Savannah Way’ en dan begrijpt een klein kind, dat het over registraties van natuurplekken gaat, waarbij Ronald Ruseler een poging waagt om iets vast te houden van wat niet vast te houden valt.
Zo maakt Ronald Ruseler ook al jaren geluidsopnames, die ons een natuur-realiteit laten horen. Voor deze tentoonstelling zijn gekozen klanken met als titels Jongens, Venetiaans water, Pijn en Vloer. Is Ruseler bang deze geluiden te verliezen? En zo ja, heeft hij ze nu dan vast? Blijkbaar is Ruselers uitgangspunt de kunst als plaats, eerder dan als vorm of als structuur. Zijn beelden ontstaan onderweg. De reis en de wandeling en zeker de diverse aspecten en belevenissen ervan zijn onverbrekelijk verbonden met zijn verkenning van tijd en ruimte. Ronald Ruseler heeft als schilder bewust afstand gedaan van de illusie van driedimensies op het platte vlak, maar is de natuur terug gaan opzoeken in plaats van de illusie te schilderen in zijn atelier.
Jan Zumbrink uit Haarlem, schreef hierover in 1990: “Stukken steen, cement, takken en foto’s van kunstlandschappen helpen de herinnering. Het wordt een spel van opgeraapte resten. Via het ordenen van het materiaal, via het kunstwerk gaan we terug naar plekken van weleer, waarbij Ruseler letterlijke restanten met pure verf combineert” .
En Mabel Hoogendonck schreef bij de tentoonstelling in de Vleeshal van het Frans Halsmuseum in 1983 waarbij voor Ruseler bunkers in de duinen de inspiratie waren : ….. “Oorlog is voor Ruseler een raadsel (hij is geboren in 1950) of zoals Ruseler zelf zegt: ‘oorlog is een baken; ik voel de mythische afstand tussen dat wat gebeurd is en mezelf… wat overblijft zijn de dingen, die ik zie, hier dichtbij huis of in Normandië. Bunkers en fortificaties in de duinen, in het mythische landschap waar land en kunst bij elkaar komen en vijand en verdediger elkaar ontmoeten. Het is het niemandsland of zoals Vestdijk typeert ‘het halflandelijke’, dat aan niemand toebehoort, er af en toe is en verdwijnt.”
Later is Ruseler zich gaan gedragen als een meeuw; vooral het grensgebied fascineerde. Daar hield hij niet alleen schilderkunstige dagboeken van bij, maar ook keramische dagboeken als herinneringsbeelden. En zo kon Ronald Ruseler zijn territorium uitbreiden door reële en ideële reizen en zijn interpretaties ervan.
Sonja Overbeeke schreef hierover: “Ruseler kijkt naar de wereld met een Nederlands oog, observerend, sfeer, licht en ruimte van de plaats bepalend. Hij reisde naar vele delen van de wereld. En die fysieke ervaring moet eerst als humus in zijn bewustzijn verteren. Dan pas kan het ontstaansproces van kunst op een intuïtieve en associatieve manier ontstaan. De transformatie vindt plaats in het atelier – zijn ‘centrum van de wereld’, “.
Recent zijn daar nu ook nog de geluidregistraties van onderweg bijgekomen. Bladerend in zijn archief – hij verzamelt al jaren geluiden, waarbij hij nauwelijks ingrijpt – heeft hij nu associatief eigen foto’s erbij geselecteerd tot een project in deze galerie. Ik vroeg me af waarom R.C. de Ruimte het werk van Ronald Ruseler toont samen met dat van JJC. Vanderheyden.
Ruseler ging in aanvang zeer intuïtief, gevoelsmatig te werk en probeerde deze sensaties te koppelen aan verlichtingsdenken, waarbij open staan voor de natuur, de ruimte om je heen. Hij ervaarde dat wat je waarneemt, je doen en denken kunnen beïnvloeden. Hierdoor heeft hij de wereld altijd aanvaard zoals die is, ook met het verleden en de mythe. Ruseler zoekt, neemt waar, registreert en verzamelt en zoekt in dat landschap ook een vorm van denken en mediteren. Het kijken naar een bunker bijvoorbeeld of naar een geschrift of een literaire vondst is niet alleen maar een ervaring van het voorwerp of dat geschrift, maar verwijst bij Ruseler naar meer. Het sterkt hem in zijn idee, dat het ervaren van het heden onvoldoende is, dat er meer is, omdat het een element van duur en afstand dan voor hem aanwezig wordt en om interpretatie vraagt.
Waar het verleden en de toekomst als geabstraheerde waarden veraf lijken te liggen, blijken ze, wanneer men uitgaat van de concrete tijd en ruimte beleving, dichter bij dan op het eerste moment gedacht. Dit zoeken naar concrete realiteit heeft als gevolg dat de natuur voor de kunst van Ruseler een referentiekader vormt. Het schilderen van deze landschappen is voor Ruseler een manier bij uitstek om de verhoudingen tussen mens en wereld te versterken en dieper te beleven.
En hoe zit dat nu bij JJC Vanderheyden.
Ook voor hem is de natuur, meer specifiek de onmetelijke ruimte onderwerp. JJC Vanderheydens schilderijen lijken op het eerste gezicht rationeel geconstrueerd als klare heldere abstracties, die als het ware elke mythe willen ontkennen, waar ‘zijn en schijn’ met elkaar vervloeien tot een soort versteende perfectie, waar het leven raakt aan de dood. Verder heeft JJC Vanderheyden het niet kunnen laten om het licht, zo wezenlijk ongrijpbaar, toch ook in die doeken te schilderen als één geheel. Hierdoor heeft hij een spanning weten op te roepen van mooi maar ook bedreigend, zichtbaar maar ook ongrijpbaar, waarbij vooral de vraag van de mythe toch weer is opgeroepen. Die ingetogen joie de vivre is verleidelijk perfect en vraagt of het in de hemel ook zo fascinerend is. Wel heeft JJC Vanderheyden hier een cultuurlandschap toegevoegd aan de geschiedenis van het landschap in de beeldende kunst.
Wat beiden intens gemeenschappelijk hebben is het omgaan met begrippen als ruimte en tijd, met het onmetelijke en het ongrijpbare. Ze doen dat echter ieder op een eigen wezenlijke manier. Zoekt JJC Vanderheyden het eerder in het profane en komt die uit bij de wolken als weerspiegeling van het goddelijke, dan zoekt Ruseler het eerder in het emotionele en de beweging in de wereld als weerspiegeling van het menselijke.
Waar ontmoet natuur cultuur en waar cultuur natuur?
Juist in een tentoonstelling als deze, waar confrontatie ons tot nadenken dwingt, kunnen belangrijke ontdekkingen ook onze geest verruimen. En landschappen in vele gedaanten hebben mij al vanaf mijn jeugd gefascineerd.
Geniet ervan.
Nicole Hermans
Aica-journaliste en kunsthistoricus