Jacco Olivier – Levende Verf

Helder, nog fris voorjaarslicht valt op de werkwand van Jacco Oliviers’ atelier in het hartje van Amsterdam. Overal hangen kleine paneeltjes. Piepkleine schilderijtjes zelfs, soms niet groter dan een lucifersdoosje. In een soort archiefkast, naast het bureau waarop een groot waaiervormig computerscherm, staan honderden van die paneeltjes keurig gerangschikt, als partituren voor een nog te spelen muziekstuk. De schilderijenverzameling vormt de basis voor computeranimaties, want Jacco Olivier is een schilder die films maakt.
In zijn tentoonstellingen verlokt hij ons op monumentale projectieschermen van wel 12 meter breed, met wonderlijke werelden. Hij benadrukt met zijn voorstellingen dat hij primair een schilder is, die via een filmische omweg op zijn doel afgaat, omdat hij zijn verf laat leven.

Mooier in het detail
‘Vroeger op de academie in Den Bosch wilde ik stoere doeken maken, zoals Barnett Newman deed’, vertelt Jacco Olivier (1972), winnaar van de Jeanne Oosting Prijs 2019. ’Van die lekkere, mannelijke, grote formaten. Ik wist alleen nooit wanneer ik moest stoppen met schilderen, want als je laag over laag aanbrengt zie je op den duur dat sommige stukken wel werken en andere niet, maar die heldere momenten verdwijnen weer net zo snel. Om er achter te komen waarom het die ene keer wel goed was en het andere niet ben ik van die verflagen dia’s gaan maken om goed te kunnen analyseren wat er in de details gebeurde. Die dia’s vond ik stiekem mooier dan de schilderijen zelf. Op die grote doeken liet ik zien dat ik er was, maar buiten de kantooruren om, ben ik kleine collages gaan maken om mijn twijfels over mijn kunst uit te zoeken. De collages resulteerden tegelijkertijd in voorstellingen op kleine plankjes’.

Toeval en intuïtie 
Olivier begon, zonder enige pretentie, plaatjes uit te knippen. Die foto’s hadden een grote modegevoeligheid en als je lang collages maakt begint dat op te vallen, want elk tijdsbeeld in de fotografie levert andere kleuren op en daardoor worden andere accenten in het beeld gelegd. Zo is het blad National Geografic, dat aandacht besteedt aan natuur en wetenschap, bekend geworden met de veelzeggende Kodak-Color Landscapes vanwege de typisch verzadigde Kodachrome-kleuren. Van die verschillende effecten en sferen maakte hij gretig gebruik. Die detailstudies, gebaseerd op toeval en intuïtie, werden het uitgangspunt voor zijn nieuwe aanpak. Zo ontstonden de kleine schilderijtjes. Op de Rijksacademie had hij een keer het geluk dat Mario Merz zijn atelier bezocht. De kleine schilderijtjes en collages trokken wel zijn aandacht en Merz merkte op; ‘You can be famous with very small works’. Dàt was voor Olivier het bewijs dat hij goed zat met de keuze om zijn oude ambities over boord te gooien.
‘Ik denk dat je met je intuïtie ver kunt komen, omdat de plaats van verf en de intentie van een kleur bijna nooit beredeneerd kan worden. Om die intuïtie toe te kunnen laten moet je wel de gevoelsmatigheden die het toeval oproepen ontwikkelen, totdat zo’n paneeltje menselijkheid krijgt’.

Virtueel plakband
Dat hele zoekproces naar de rol van verf, kleur en beweging kwam samen, toen hij op een tentoonstelling in Wenen geen schilderijen toonde, maar de dia’s projecteerde.
‘De projector stond op de grond. Het was misschien niet spectaculair, maar voor mij was het een ontdekking. Sinds 1999 hadden wij net allemaal een pc thuis staan. Door de computer kon ik het geluid -…tik…klik…klak… – van de projector weglaten en de beelden laten overvloeien als in een video. Toen had ik vanzelf een animatie en kon ik alles heel eenvoudig met virtueel plakband in elkaar zetten. Vanaf die tijd bedacht en bepaalde ik met dat extra gereedschap mijn eigen regels’.
Methodisch wordt dit hele proces van de voortdurend bewerkte paneeltjes beeld voor beeld gefotografeerd en vastgelegd. Dit resulteert in de fascinerende, experimentele films die Jacco Olivier sindsdien maakt. Het zijn soms intieme animaties van eenvoudige, raadselachtige gebeurtenissen, van abstracte tot betekenisvolle verhalende motieven.

Stop-motion
Het lampje voor bewegende beelden ging in 1872 branden toen Eadweard Muybridge een systeem bedacht om met verschillende snelle fotocamera’s de galop van een paard vast te leggen. Als je die foto’s achter elkaar plaatst en in tempo ronddraait kijk je plots naar een rennend paard. Deze stop-motion of beeldje-voor-beeldjefotografie paste Muybridge ook toe in het boek The Human Figure In Motion met fotoreeksen, waarin mensen in allerlei houdingen en posities afgebeeld zijn. Kunstenaars konden dit boek indertijd als een eenvoudig kompas raadplegen voor figuurstudies.
Naast die aanpak gebruikt Jacco Olivier ook de techniek waar Walt Disney in zijn z.g. Laugh-O-Grams – korte, komische verhaaltjes – mee begonnen is. Als je een tekening op een doorzichtige sheet over een vaste achtergrond legt en dan naar links of rechts beweegt, denken wij dat het object vanzelf beweegt. Onze hersenen accepteren deze manipulatie subiet.

Dobberende walvis
‘Ik heb een walvis geschilderd op een heleboel plankjes zonder te bestuderen hoe een walvis er uitziet, maar als je die beeldjes achter elkaar zet gaat die walvis vanzelf zwemmen. Omdat een walvis best groot is en om technische problemen te omzeilen heb ik drie grote videoschermen naast elkaar geplaatst zodat de walvis lijkt te dobberen in een enorm aquarium’.
Zo doet Olivier een beroep op onze verwondering met de beelden die hij manipuleert. Kom maar op zeggen ze. Geef je maar over, ook al gaan ze over de top. Al die licht aangebrachte kleurvlakken of opgedroogde vochtkringen zijn iets anders gaan voorstellen dan hun oorsprong. Een vlek, een transparante veeg, een in de beweging gedraaide kwaststreek of een te vroeg gevallen druppel verf zijn zetstukken in de betovering die je als kijker ondergaat. Net of je weer kind bent.

Vlekkenverzameling
‘De film Revolution gaat heel erg uit van het materiaal. Daar heb ik ordinaire vlekken voor gebruikt. Van die toevallige plassen op de vloer, druppels en verloren verfstrepen, heb ik een verzameling aangelegd. Als je die details uitvergroot en goed bekijkt kun je ze zonder veel moeite als zwevende objecten of hemelse sferen ervaren. De grootste verfvlekken zijn helemaal abstract. Daar is niets digitaals aan. Uitgewaaierd groen of oranje, droogranden, stipjes of een gele vlek lees je automatisch als objecten in een langzaam bewegend heelal. Dit universum, waarbij ik mij niet heb laten weerhouden door de angst richting kitsch te gaan, wordt helemaal NASA. Toch is schilderen het enige dat ik begrijp, daarom gaan mijn films niet alleen over de zwaartekracht. Alles kan een onderwerp zijn’. Hij wijst op drie geschilderde beeldfragmenten. Drie scènes; een vrouwenbeen dat uit een auto stapt, een wereldbol en een mannetje op een dak. Drie ingrediënten die genoeg zijn om een animatie van te maken. Van hem hoeft zo’n verhaal niet zo groot te worden. Dit is al meer dan genoeg. De schilderkunst van Jacco Olivier is uiteindelijk via het kleine veelomvattend, ontroerend en ook stoer geworden. 

Ronald Ruseler, april 2019

Dit stuk is geplaatst in het juni-julinummer van Palet
Geraadpleegde bronnen:
– Ateliergesprek met Jacco Olivier op 3 april 2019.
– Wikipedia over Kodachrome
– Walt Disney | van Mickey Mouse tot Disneyland, Christopher Finch – 1975
– The Human Figure In Motion | Eadweard Muybridge, Dover Publications Inc. 1955