1
Het werk:
• is voor meerdere uitleg vatbaar
• komt intuïtief tot stand
• weigert zich uit te spreken
• bestaat uit ketens van ideeën
• bevat reproducties van iets dat er niet is
• versplintert het beeld
• heeft een open verhaalstructuur
• valt in series en brokken uiteen
• is figuratief, maar zo figuratief dat je het niet meer ziet
• is niet samengesteld vanuit een bepaald kader
De kunstenaar:
• lijkt er vooral op uit het raadsel te vergroten
• is de meester van de stijlbreuk
• heeft een repertoire, maar geen methode
• werkt geduldig en onverdroten naar een ideaal
• exposeert niet graag, want dat leidt tot definitie en uitspraak
• wil hercoderen
Dit zijn enige willekeurige, positief bedoelde, uitspraken over het kunstwerk en zijn maker. Ze komen uit recente publicaties. Als wij die teksten zomaar lezen raken wij in verwarring. Wat ziet de recensent eigenlijk en welke voorstelling moet de lezer zich van het werk maken? De uitspraken bedoelen veel, maar zij zeggen, zonder plaatje in het hoofd, weinig.
Helpen woorden wel bij het reproduceren van een kunstwerk in ons voorstellingsvermogen?
Een kunstwerk kunnen wij uiteindelijk alleen ontrafelen als wij er goed naar kijken en het zorgvuldig bestuderen.
2
De Amerikaanse filosoof Arthur Danto heeft op een aanstekelijke manier de betekenis van de kunst en haar plaats in ons leven geformuleerd. Hij beschrijft een beeldende kunst waarin de werkelijkheid niet meer als vaststaand uitgangspunt veroverd hoeft te worden, maar op ieder gewenst moment haar filosofische inhoud krijgt.
Toen Danto voor het eerst geconfronteerd werd met Andy Warhol’ s Brillodozen besefte hij dat de beeldende kunst definitief filosofie was geworden. Hij had woorden nodig om het werk te definiëren. De Brillodozen waren exacte replica’s van de echte verpakkingen. Het verschil tussen kunst en werkelijkheid was opgeheven. Het werk van Warhol was ‘leeg’ geworden. De beeldende kunst moet vanaf de Brillodozen inhoudelijk benoemd worden. Die nieuwe ‘invulbaarheid’ geeft betekenis aan de kunst van de tweede helft van de twintigste eeuw. De verregaande consequenties die dit heeft voor de kunst maakt Warhol overigens, met Pablo Picasso, de belangrijkste en invloedrijkste kunstenaar van de twintigste eeuw.
Na de dood van God, de niet-bestaande mens, het einde van de geschiedenis en de tot filosofie geworden beeldende kunst is onze werkelijkheid niet meer zo logisch. De beeldende kunst van de afgelopen decennia is één groot commentaar op het vooruitgangsgeloof van de twintigste eeuw. De traditionele ‘verovering van de werkelijkheid’ wordt als techniek ondertussen geheel voor rekening genomen door de fotografie. Film, video en computer voegen aan die realiteit geluid, beweging en snelheid toe. Men ziet alom dat musea en collecties in hoge mate belangstelling hebben voor die hedendaagse vorm van realisme.
Kunst blijft altijd gemaakt worden, maar de betekenis ervan zal steeds anders zijn.
De beeldende kunst is voortaan afhankelijk van de samenhang waarin zij gepresenteerd wordt.
De noodzaak bepaalt vorm en inhoud.
3
Veel kunstenaars en tentoonstellingsmakers zoeken de werkelijkheid in sociale processen en in de maatschappij. In zo’n klimaat ontstaat kunst die geen kunst genoemd wil worden.
Dat is ook wel logisch omdat in het westen het persoonlijke vreemd genoeg inwisselbaar lijkt te zijn geworden.
Kunstcritica Anna Tilroe beschrijft in haar bundel Blinkend Stof het gemak waarmee kunstenaars heen en weer bewegen tussen de wereld van de beleving, de illusie en de persoonlijke leefwereld.
Deze kunstenaars manifesteren zich in het dagelijks leven en onttrekken zich aan de spelregels die voorheen aan het kunstenaarschap werden gesteld. Zij raken als het ware ‘zoek’.
Flexibel manifesteren zij zich op alle ontstane niveaus. Of het nu toegepast en gebonden is, in collectieven of in netwerken. Met het grootste gemak gaan de hoge en de lage kunsten hand in hand.
Op de laatste Biënnale in Venetië werd een veelheid aan uitingsvormen aan de orde gesteld. De expositie bestond uit verschillende ‘ lagen en niveaus’. Autonome kunst, belevingskunst, politieke statements uitgedragen door kunstcentra of collectieven, theater en performances op straat, muziek, verwarring, herrie, onderzoek, wonderschone stille poëtische kunst met, als luxe, tergend langzame schoonheid, dit alles passeerde de revue. Deze grote kunstmanifestaties, maar ook kleine intieme exposities, confronteren ons steeds meer met hun fascinerende diversiteit.
4
Voor de kunstenaar blijft het belang om kunst te maken natuurlijk bestaan. De liefde voor het werk is levensvoorwaarde. Hier betreden we het domein van de kunstenaar, want al dat werk moet getoond worden.
Tien jaar geleden heeft in Haarlem zo’n groep kunstenaars besloten om datgene te doen wat teveel ontbrak: exposities maken.
Sindsdien nemen zijzelf het heft in handen en organiseren presentaties en exposities. Die exposities waren dringend nodig. Ze zijn dat nog steeds.
‘Als een museum beschikbaar is om werk te tonen … Uitstekend…!
Kan het niet…? Nou, dan niet… Dan doen we het zelf.’
Dat was en is het motto.
Een grote verscheidenheid aan kunst is in al die jaren in de Vishal aan bod gekomen. Het is daarmee een levendig platform voor discussie over beeldende kunst geworden. De Vishal verenigt, bijna en passant, de eerder genoemde voorbeelden over kunst en kunstenaarschap. Hier spreekt het werk.
De Amerikaanse componist John Adams schreef een prachtig stuk: Chamber Symphony. Het is een groots stuk met een kleine, overzichtelijke bezetting. De Vishal kan er mee vergeleken worden: klein, overzichtelijk en groots als plaats waar beeldende kunst welkom is.
5
Of de kunst nu filosofie is geworden of niet, is voor ons met dit tienjarig bestaan voorlopig even van geen belang.
Tien jaar levende kunst in het midden van de stad heeft geen kwalificaties meer nodig om haar bestaan te rechtvaardigen. Wat wel nodig blijft is een podium waar beeldende kunst de mogelijkheid krijgt om geëxposeerd te worden. Dat schitterende podium is de Vishal.
2004
tekst publicatie 10 jaar de Vishal , Haarlem