Opening tentoonstelling de-Passages V in het LUMC | Leiden 7 juli 2011
Waar slaat dat de-Passages eigenlijk op en wat het houdt het in. Door de eeuwen heen hebben er kunstenaars groepen bestaan, bijvoorbeeld de 17e-eeuwse Hollandse ʻSchildersbent in Rome, of in de vorige eeuw de Futuristen, Dadaïsten en Surrealisten, iets dichterbij de Cobra en de Nul Beweging en sinds enige tijd allerlei kunstenaarsinitiatieven, waaronder de-Passages. Het woord is multi-interpretabel, het kan wijzen naar een citaat uit de muziek of literatuur, maar ook de betekenis van een doorgang hebben of vanaf de 19e eeuw slaan op een overdekte galerij waarin men zich voor glanzende etalageruiten kan vergapen aan de nieuwste snufjes. Het kan ook slaan op reizen, een doorreis. Ik ben op doorreis, zoals ook deze kunstenaars.
Er zit iets vloeiends in het woord en dat is een van de kenmerken van deze groep kunstenaars.
Zoals het woord passage meerdere betekenissen kan hebben, zo bestaat de-Passages uit een wisselend aantal kunstenaars dat niet zozeer opereert vanuit een al of niet provocerend manifest, maar het respect voor elkaars werk en persoon als bindmiddel heeft.
Een opvallende eigenschap is het nomadische karakter. Men trekt de aandacht niet vanuit een centraal punt naar zich toe, maar gaat letterlijk de boer op, zij willen laten zien dat ze er zijn: rondom een vaste kern trekt men door het land en formeert zich in overeenstemming met het gekozen doel.Deze kunstenaars eisen aandacht, dat is zeker in deze tijd, waarin door een aantal personen met minachting naar beeldende kunst, muziek en dans wordt gekeken, erg belangrijk. Als herauten van de beeldende kunst stippelen zij hun tocht over het tentoonstellings landschap uit en hebben zij inmiddels hun vlaggen geplant in Haarlem, Amsterdam en Vlissingen. Nu is Leiden gastheer, of beter gezegd gastvrouw, hier in de galerie van het LUMC.
de-Passages wordt dit keer vertegenwoordigd door Frans Boomsma, Margreet Bouman, Esther Jiskoot, Koen Ebeling Koning, Cees Krijnen, Fons van Laar, Ronald Ruseler, Gé Karel van der Sterren en C.A. Wertheim.
Margreet Bouman, C.A. Wertheim en Koen Ebeling Koning zijn hun eigen onderwerp. Hoewel men in hun werk de maker herkent, is het niet de bedoeling een realistisch portret te maken en dat is het dan. Nee, de herkenning is slechts een vluchtig moment dat gevolgd wordt door waar de kunstenaar echt mee bezig is: de praktijk, het dagelijks bestaan, materiaalgebruik, zelfreflectie, persoonlijke en sterk emotionele ervaringen.
Koen Ebeling Koning weerspiegelt de dagelijkse praktijk van zijn positie als beeldend kunstenaar, zonder opsmuk, niks romantisch, gewoon hard werken, schilderijen maken. In wezen, echter,transformeert hij zich zelf tot een anoniem persoon die met een candid camera in zijn dagelijkse bezigheden wordt gevolgd.
Margreet Bouman schildert met waterverf op papier. Het eigen gelaat is uitgangspunt, waarbij het van belang is de in het hoofd rondtollende emotie weer te geven. Door middel van kleur, stand van deogen, houding, gezichtspunt en tekst, probeert zij duidelijk te maken wat er zich binnen in het hoofd afspeelt en drukken haar aquarellen een grote emotionele behoefte aan communicatie en begrip uit.
Ook in het werk van C.A. Wertheim vormt het eigen gezicht altijd een belangrijk bestanddeel van het geheel. Ook bij haar bepalen persoonlijke ervaringen inhoud en uiterlijk van het werk. Met behulp van fotografie, zeefdruk, computer en de ongewone toepassing van uiteenlopende materialen bouwt zijletterlijk aan datgene wat haar bezighoudt, of het nu ervaringen in de privésfeer betreft of gebeurtenissen in de samenleving die haar intrigeren of irriteren.
Esther Jiskoot is een nieuwkomer binnen de-Passages. Ook in haar werk ligt de kwetsbaarheid van het bestaan ten grondslag. Combinaties van edele metalen met plastic, glas, ijzer en keramieksymboliseren de menselijke poging om een balans in het leven te vinden. Bij sommige hangende ofstaande beelden lijkt het of de opperhuid er af is gestroopt. Uit de resterende kale vorm bubbelen kransen van glinsterende kralen die een suggestie van groei en nieuw leven geven.
Zelf zegt zij: ʻ Met mijn beelden wil ik de verontrustende schoonheid van de imperfecte menselijkeconditie tonen. Een teken van humaniteit.ʼ
Cees Krijnen weet op een wonderbaarlijke wijze een negatieve gebeurtenis binnen de man-vrouw relatie in te passen in de praktijk van zijn kunstenaarschap: jarenlang werd zijn moeder geteisterd door rechtzaken over boedelscheiding aangespannen door haar ex-man.
Krijnen, zeer begaan met de ellende die zijn moeder werd aangedaan, vormde dezeechtscheidingszaak om tot een zich almaar verder ontwikkelend project. Met de beginfase hiervanwon hij in 1999 de Prix de Rome .
Zijn moeder, Greta Blok, staat in dit werk centraal en krijgt diverse rollen te vervullen zoalsThe Woman in de Divorce Battle on Tour, een performance die in diverse steden in de wereld wordt uitgevoerd, ofzijn moeder als ʻAmbassadrice van de gescheiden vrouwen van Nederlandʼ, gekleed in een goudlederen ʻBattle suitʼ, ofwel zijn moeder in de rol van Ingmar Bergman in de film Casablanca entijdens de biennale van Montreal organiseert hij een huwelijksplechtigheid waarin zijn moeder zichzelf trouwt waarna zij naar Las Vegas , The City of Divorce, rijden.
Hij financiert alles met het prijzengeld, ook de advocaat, de renovatie van het ouderlijk huis enondermeer de Portable Powderpuff Painkiller machine, een apparaat waarmee pijnstillendaspirinepoeder de lucht in wordt geblazen.
Het belangwekkende van de kunstenaar Cees Krijnen ligt in zijn vermogen om bedreigende en treurigstemmende zaken te kantelen tot het tegenovergestelde: ellende wordt vreugde, misère wordtglamour, tyran wordt looser, slachtoffer wordt held. Fictie en non-fictie versmelten, alsook kunst en dagelijks leven.
…ʼOp een zomermorgen rond half vijf, toen de zon prachtig opkwam, is hij van de Waalbrug gestapt. De wachter kreeg hem te laat in de gaten. ”Maak je niet druk, ouwe jongen”, had Japi gezegd en toen was ie er af gestapt met zijn gezicht naar het Noord-Oosten. Springen kon je het niet noemen had de man gezegd, hij was er afgestapt…ʼ.
Dit is een citaat uit de ʻUitvreterʼ van Nescio en een verwijzing naar het op de uitnodigingskaart van deze tentoonstelling afgebeelde schilderij van Gé–Karel van der Sterren. Deze schilder weet als geen ander de kracht en eigenschap van verf uit te buiten.
Het kleurgebruik is verleidelijk en de verf oogt lekker. Maar schijn bedriegt. In geheimzinnige,apocalyptische, beklemmende of zelfs paradijselijke sferen, schildert Gé-Karel van der Sterren zijn aanklacht tegen zaken als ongegeneerde consumptiedrift, aantasting van het milieu,verkilling van de maatschappij waarin menselijk gedrag gestold is en de samenleving gehuld is in degedaante van een boeket plastic bloemen, prachtig fluoriserend van kleur, maar volslagen zielloos.
Als je zijn website opent zie je een geschilderd vogelhuisje waaruit een rookkringeltje komt, alsof daarbinnen een vogel een dikke sigaar rookt. Juist dit ongewone humoristische contrast geeft de kern van zijn werk weer.
Spraakmakende en nog immer indrukwekkende werken zijn ʻWaterfallʼ, een schildering van 24 meter hoog uit 1999 dat hangt in het Streekziekenhuis ʻHet Spittaal te Zutphen en het 2.70 x 14 meter grote schilderij ʻOopsie Daisyʼ dat in 2009 te zien was in het Haags Gemeente Museum.
Ook uit de schilderijen van Frans Boomsma klinkt bezorgdheid over het milieu, de almaar verdereinkrimping van de natuur en de toenemende artificialiteit van de menselijke samenleving.
Met argwaan beschouwt hij het menselijk handelen dat steeds meer de vrije natuur overwoekert.Op zijn schilderijen zijn paarden, rendieren, bokken en vissen gedegradeerd tot uithangbord, alleen hunvorm verwijst nog naar wat zij eens waren. De natuur gezet op een sokkel, als een souvenier, een herinnering aan een mooie plek.
De geschilderde interieurs en landschappen worden gedomineerd door een macabere stilte. Spaarzaam ingerichte kamers maken een desolate indruk, alleen aan de overgebleven voorwerpen kleeft nog een suggestie van leven. In de in hard licht geschilderde landschappen zijn de sporen van menselijke aanwezigheid nog zichtbaar, de mens zelf ontbreekt.
Van alle kunstenaars uit deze groep zijn het Fons van Laar en Ronald Ruseler die de vertaling reis of doorreis van het woord Passage als uitgangspunt voor hun werk hebben.
Fons van Laar vindt zijn onderwerp merendeels buiten de westerse samenleving. Zijn voorkeur gaatuit naar India. Hij is er zelf nooit geweest, maar laat zich inspireren door afbeeldingen uit magazines, films, muziek en de kunstgeschiedenis. Hij concentreert zich in zijn werk op zaken die buiten de technologische verworvenheden van onze tijd liggen. Elementen die reeds eeuwen bepalend zjn voorde Indiase cultuur hebben zijn aandacht. Kleurrijk en met pasteus tegen elkaar gezette verftoetsen, schildert hij zijn impressies van het leven aan de rivier de Ganges of portretteert hij de in India vereerde goddelijke mens en dier figuren.
Ronald Ruseler trekt er echt op uit, nieuwsgierig met in zijn hoofd de drive van een ontdekkingsreiziger.
Sedert geruime tijd maakt Ronald Ruseler, in fases, een reis om de wereld. Op zijn tochten slaat hij opwat hij ziet en ervaart. Vanuit het uitdijend archief in zijn hoofd stelt hij zijn eigen wereld samen, alseen koppeling van fictie en werkelijkheid. Ruseler schept zijn eigen territorium dat constant inontwikkeling is. Zijn reis om de wereld noemt hij ʻ De Imaginaire Reis ʻ. Imaginair omdat hij de werkelijkheid binnen zichzelf trekt en omvormt tot een gewenst beeld. Vanuit een romantische visie over verlangen en weemoed onderneemt hij een permanente zoektocht naar een harmonie van de zintuigen en een balans van geest en natuur. Vanaf 1977 tot nu staan alle werken in relatie tot elkaar. Het werk is niet stijlgebonden, het is veelzijdig en uitgevoerd in diverse technieken.
Will Lutz, juli 2011
galeriehouder te Delft
galerielutz.nl
de-passages.com