Hongerwinter op kistjes

De jeugd van mijn moeder Nel Scheffer speelde zich af in Schiedam. De herinneringen aan het kleine gezin aan het Fabriplein waren warm en liefdevol. Met Opoe Everdina, die bij hen inwoonde, had zij als meisje een speciale band. De ouders van Nel, Jan en Gosina, waren voor hun tijd vooruitstrevend, omdat zij hun kinderen hebben laten doorleren na de Lagere School, hoe zwaar de omstandigheden voor hen ook waren. Nel mocht naar de mulo, want haar twee oudere broers hadden ook door mogen leren.

De familie had het niet breed en ondanks de crisis van de dertiger jaren, geldgebrek en werkeloosheid van haar vader hebben de drie kinderen de school afgemaakt.
Nel: ‘Het was niet makkelijk hoor, want er was niets. Er was geen werk en mijn moeder kon ook niet uit werken gaan, want dan kregen zij straf, de werkeloosheidscontrole was heel streng’.
Haar vader, die van oorsprong werkzaam was in het drukkersvak, scharrelde zich door de crisis heen en moeder lag tot overmaat van ramp, tijdens haar schooltijd een jaar lang ziek op bed, waardoor de zorg voor het gezin op haar neerkwam. Eenvoudig was het allemaal niet, want haar schoolprestaties leden daaronder. Nel bleef zitten, het eindexamen deed ze, doodsbang, in 1943 tijdens een luchtalarm.

Nel Scheffer na de oorlog

Hongerwinter
‘Er was op den duur geen elektra en het was in de Hongerwinter ontzettend koud.’ vervolgde ze,’ Ik ging dan breien, omdat ik een oud sprei uit elkaar had gehaald en van die wol breiden wij sokken. We hadden niets, dus alles werd hergebruikt. Met een trapfiets kon er een klein lichtje gemaakt worden. Mijn vader had iets met een accu in elkaar geflanst, koud hebben wij het nooit gehad, maar honger hadden wij wel. Als puber had ik natuurlijk altijd trek en mijn opoe spaarde dat uit haar mond. Ze at toch al niet veel. 
‘Geef dat maar aan die meid’, zei ze dan. Daardoor had ze op het eind oedeem van de honger, ‘Wij hadden nog geluk, want mijn broer Adrie zat in Duitsland en mijn oudste broer Niek was het huis uit. Dat scheelde enorm.’ 

Vader Jan werkte in die jaren als suppoost en klusjesman in het Stedelijk Museum van Schiedam. De directeur Hendrik Schwagermann liet grote blokken cokes naar zijn huis brengen. 
‘Als Schwagermann kolen heeft, dan kan ik die voor mijzelf natuurlijk ook meenemen moet hij gedacht hebben, alleen mocht niemand het merken natuurlijk. Daar stond straf op van de bezetter, maar stiekem gebeurde het wel. Hij propte dan van die grote brokken in alle zakken van zijn overjas. Nee … koud hadden wij het niet, maar honger wel. … Ja, mijn vader was gewiekst in de oorlog met hier en daar wat ritselen. Iedereen deed daaraan mee.’

Werken bij Jamin in Rotterdam
Nel ging na het behalen van haar diploma aan de slag op de boekhoudafdeling van de chocoladefabriek Jamin te Rotterdam. 
‘Daar ging ik op de fiets naartoe,’ vertelde ze, ’Je moest alleen oppassen dat die niet gestolen werd, want hij was zo weg. Met slecht weer ging ik met de tram, maar die reden op het laatst niet meer. Als je geluk had dan kon je meerijden op een kar.
Tot er op het laatst ook niet meer gewerkt kon worden, omdat het werk stillag … ja … wij kregen wel maaltijden van de zaak en ik kreeg mijn loon uitbetaald, als ik mij maar iedere dag verplicht meldde. 
Met een lege maag liep ik anderhalf uur heen en anderhalf uur terug in die kou. Toen ben ik naar de directeur gegaan, die toevallig in Schiedam woonde en heb gezegd dat ik het niet meer kon opbrengen om iedere dag naar Rotterdam te lopen. Ik moet zeggen dat hij heel aardig voor mij was, want hij vond dat één keer in de maand genoeg was om mij te melden.’

Jan Scheffer boven op het museumorgel – restauratie 1943

Museumstukken
Pas tijdens de voedseldroppings, in april/mei, kwam Nel weer in actie om de afgeworpen goederen te archiveren. Van de kapot gevallen goederen kregen de medewerkers maaltijden toebedeeld. Door al dat gewandel raakten haar schoenen tot op de draad versleten, daarom zat zij enorm verlegen om behoorlijke schoenen, die bestand waren tegen de extreme winterse kou, want nieuwe schoenen waren nergens te krijgen. Haar vader vond een oplossing. In het museum stonden in de vitrines ‘schutters’ opgesteld, die stevige kistjes aan hadden. De kleinste schoentjes werden door hem omgewisseld met de grootste schoenen. Hoewel de kleine schoentjes voor Nel nog te groot waren ging het met dubbele sokken best, bovendien waren die sokken tegen de kou geen luxe. De hele winter heeft ze verder op die schuttersschoenen gelopen.
Zo is Nel die barre winter doorgekomen. Toen de oorlog voorbij was heeft Jan ze weer keurig teruggezet. Het is niemand verder ooit opgevallen. Als er een paar zolen van de kistjes meer versleten zijn dan normaal heeft dat een geschiedenis. Dat zijn de ware museumstukken.

Haarlem, 16 december 2024

lees ook het verhaal over Everdina van Riesen
http://ronaldruseler.nl/wp-tekst/arnoldus-pieterje-en-molen-de-adriaan/ 

Jan Scheffer met eervol ontslag 1946 en 1958 – Stedelijk Museum Schiedam