(vooralsnog ruwe versie)
Het is iedere keer opnieuw een vreemd gevoel om op reis te gaan. Het dagelijks leven wordt langzaam wankeler, omdat de routine van alle dag sluipenderwijs een stap opzijzet.
Een week voor vertrek hadden wij de koffers klaargezet en stukje bij beetje zochten wij bij elkaar wat wij mee wilden nemen of nodig hadden. Papieren regelen, controleren … dit en dat niet vergeten … bellen en mailen. Het vereiste een andere instelling, want we waren nog niet weg, terwijl we moesten denken alsof het al zover was. Toch blijft dat verzamelen van spullen iedere keer opnieuw voor een reis de eerste keer, hoeveel ervaring je ook hebt.
Delhi
Onze reisleider Robert liet ons na aankomst niet tot rust komen, want na het inchecken gingen wij meteen op pad. Zo overwonnen wij onze jetlag òf waren we gedwongen de jetlag ontkennen. Dat zou ook kunnen.
Delhi was meteen een duik in het diepe, maar dan zonder zwemdiploma. Onze gids was een Sikh, die ons gesmeerd door deze snelkookpan loodste. In riksja’s reden wij de stad door. Een jongeman stond-fietste ons moeizaam naar de dagmarkt vol zaden, groente, peulvruchten en fruit.
Het was een waar gekkenhuis met smalle, donkere steegjes vol smerigheid. We reden onder de elektrische bekabeling door, die in dikke bundels haast onder het gewicht bezweek. Alles zag er zwartstoffig uit, de herrie deed pijn aan je oren. Het geroep en getoeter was één grote mêlee van krioelende bedrijvigheid. Dat was even wennen. De vervuilde lucht boven de stad kleurde kaki.
Wij bezochten de oudste moskee van India – de Masjid-i-Jahan Numa -, die ons nog het meest deed denken aan de moskeeën van Samarkand in Oezbekistan, alleen was deze niet opgetrokken uit baksteen, maar in een rode baksteenkleur geschilderd. De moskee lag op een heuvel met uitzicht op het paleis van de koning.
Na een bezoek aan een antieke, getrapte waterput – Agrasen Ki Baoli – reden wij naar de Sikh-tempel Gurudwara Bangla Sahib. Tevens het hoogtepunt van de dag.
Langs bij de Sikhs
Deze tempel was de thuishaven van onze gids. Wij betraden een indrukwekkend complex met een enorm wit gebouw en gouden koepels. De bijna middeleeuwse enscenering van het geheel, met gelovigen op bedevaart, priesters en bezoekers oversteeg alles.
Binnen volgde een korte uitleg van onze gids over hun geloof, de filosofie en de bijbehorende levenswijze. Zo mag een man bijvoorbeeld zijn haar niet afscheren en op het hoofd wordt dat bijeengehouden door een tulband. Hij draagt verder een stalen armband, een houten kam, een korte broek en een dolk. Wie het sluimerende kastesysteem, hoewel officieel verboden en afgeschaft, wilde ontvluchten kon eenvoudig overstappen door Sikh of Moslim te worden.
In de tempel kon iedereen hier ongeacht geloof, ras, kaste of geslacht een gratis maaltijd krijgen.
De eerste aanblik was prettig en gastvrij. Het leek of we bij oude vrienden langsgingen. Mannen, vrouwen en kinderen zaten te zitten of hingen rond. Veel wit, bloemen, goud en heldergekleurde versieringen. Buiten stonden Sikh-wachters met lange speren vol zilverbeslag. Zij hielden de boel in de gaten.
Wij kregen oranje hoofddoekjes om toen wij afdaalden naar de catacomben, waar de keukens op volle toeren de maaltijd van de dag produceerden. Hier werkte een menselijke lopende band. Eén groep schilde de aardappelen, een andere groep kookte rijst in enorme lamellen, die leken op cementmolens. Van grote blokken deeg werden pannenkoekjes geplet, door een bakoven gerold en hup … toen had je aan het eind van de loopband een broodje. De groente, rijst en andere ingrediënten verdeelde men op een ruime schotel en in de enorme bezoekersruimte werden die gratis uitgeserveerd. In lange rijen wachtten mensen in kleermakerszit kalm op hun eten. Wij zouden hier uren kunnen rondhangen, vanwege de bijna Fellini-achtige sfeer en het chanten van mantra’s op de ritmiek van de trommels. Van zonsopkomst tot zonsondergang klinkt muziek en worden gebeden gezegd. In de vijver dompelden pelgrims zich onder, want het water is heilig en dat brengt geluk.
Maandag 4 november – Van Delhi naar Mandowa
Het was gisteren een goed idee van Robert geweest om meteen op verkenning uit te gaan. We hadden geen tijd om te lummelen en tijdverspilling was zonde. Bovendien wilde hij zo snel mogelijk Delhi verlaten vanwege de luchtvervuiling. Gisteravond gingen wij dan ook vroeg in het mandje. Bekaf waren we. Allereerst moesten we nog op adem komen van de lange vliegreis en verder was het wennen geblazen aan de constante herrie en niet aflatende hectiek.
‘India was een wereld op zich en deze reis beloofde intensief te worden, dus houd je maar vast’, waarschuwde hij.
‘Tūūt … Tūūūūūūūūūūūūt …’, klonk het om ons heen toen wij de stad probeerden te verlaten. ‘Tūūt … Tūūūūūūūūūūūūt … Pas op! … Wij komen er aan!’ Maar in Dehli komt iedereen eraan, dus dat schoot niet erg op. Niemand nam de verkeersaders, twee- of driebaans, in acht en alles stond bommetje vol. Door het getoeter en de gejaagdheid van de mensen kregen wij de indruk dat iedereen in Delhi onderweg was. Scooters en motoren zigzagden tussen geblokkeerde auto’s door en claxonneerden er eveneens lustig op los. Wij stonden meer stil dan wij reden. Plotseling schoten wij de stad uit. Het leek eerder een lancering in een levensgevaarlijk gekkenhuis. In India vinden de meeste ongelukken ter wereld plaats. Geregeld verongelukten overvolle bussen. Alle auto’s zaten vol krassen en tijdens iedere dodenrit ging het om de vraag wie het eerst met z’n ogen knipperde. Auto’s met chauffeur raasden sowieso door.
We passeerden zuurtjeskleurige tempelcomplexen en bij de ingangen van de dorpje stonden poorten waar goden of diergoden in verwerkt waren. Langs de weg veel baksteenovens met schoorstenen. Dieprode stenen. De moskee in Delhi gisteren had dezelfde kleur, maar die was geschilderd. Ergens in een stadje onderweg zat het verkeer op een kruising muurvast. Iedereen toeteren, er was geen doorkomen aan. Kinderen in een schoolbus naast ons giechelden verlegen en jochies klopten geluidloos op de ruiten om aandacht.
Dinsdag 5 november – Van Mandana naar Bikaner
De afstanden zijn in Radjastan niet zo supergroot, want het heeft ongeveer de grootte van Duitsland. De infrastructuur liet lekker doorrijden echter niet toe. Daar kwam tot grote ergernis van Robert bij dat de chauffeur niet altijd de weg wist.
in Jhujhunu bezochten wij een Haveli, dat is een koopmanshuis uit de 16e- of 17e eeuw. Haveli’s maakten deel uit van de zijderoute en vormden knooppunten in een omvangrijk universeel netwerk. Eeuwenlang boerde men er goed mee en het leven ging gewoon door, alleen zonder handel. De onze was van twee broers en je kon precies zien welk deel van wie was. Het linker gedeelte was gehavend en afgebladderd, maar het rechtergedeelte werd opgeknapt en opnieuw beschilderd. De schilders werkten in een klassiek, traditionele stijl. Hun patroon of voorstelling werd via een carbon op de kalk geprikt en daarna in de typisch Indiase stijl heel geconcentreerd en precies uitgewerkt. De klimatologische omstandigheden stelden de muurschilderingen behoorlijk op de proef. Met 100% luchtvochtigheid bij het wisselen van de extreme seizoenen had het heel wat te lijden. Dat was goed te zien aan de bemoste, groen uitgeslagen muren van de huizen. De sfeer en entourage van het Indiase leven dat gewoon doorging maakte dit tot een stille belevenis.
Het Junagarath Fort in Bikaner was een conglomeraat van gebouwen en stijlen. Het complex bestond uit drie delen in drie verschillende bouwstijlen. Iedere stijl vertegenwoordigde een historisch, politieke periode. De Engelsen hadden tijdens hun bewind er alles aan gedaan hun koloniale overwicht tot uitdrukking te brengen met klassieke voorgevels en ornamenten, zuilen en symmetrische trappen. Daartegenover hadden de aanleunende paleizen een uitgesproken Arabische of Hindoeïstische stijl.
Met een gids wandelden wij terug in de tijd en vooral de Arabische hoven en vertrekken waren interessant. Open en gesloten architectuur te gelijk, want de vouwenafdelingen gingen schuil achter een geraffineerde vitrage van gestuukte arabesken. Gezien worden en niet gezien worden.
Het was hier in het verleden beslist niet pluis geweest, omdat generaties Maharadja’s elkaars gebieden eeuwenlang betwistten. De kunstcollecties waren wat dat betreft imposant en indrukwekkend. Veel wapens! In allerlei variaties, vormen en doeleinden. Speren, schilden, messen, handgranaten en wapentuig met enorme slagkracht. De dominante mannencultuur liet nauwelijks ruimte voor vrouwendingen. Die gingen schuil in de verborgen wereld achter de arabesken. Geen klachten verder, maar wel opvallend.
In een dollemansrit met de tuk-tuk door Bikaner. Vervoer in de tuk-tuk was een jongleursact en tegelijkertijd een theater-en kermisattractie tegelijk, omdat iedereen de ander voorbij wilde, alleen kon dat niet. Het doel was een eenvoudige Hindoe-tempel in een stil buurtje. Ook hier fantastische wandschilderingen met vertederende voorstellingen, miniaturen eigenlijk, over gezellig samenzijn, zingen in paradijstuinen, veel bloemen, planten en dieren. Er waren ook voorstellingen waarin oorlogen gevoerd of ruzies beslechten werden. Kortom het leven samengevat in één Heiligdom.
Woensdag 6 november – Van Biskander naar Jaisalmer | de Rattentempel.
De Rattentempel van Deshnoke is een fenomeen en wereldberoemd. Het was ook een griezelpaleis, want de meesten kregen al kippenvel bij de gedachte. De filmbeelden met de avonturen van Indiana Jones riepen de enge rillingen bij de meesten van onze groep. Eenmaal binnen viel het erg mee.
De Karni Matatempel werd door Indiërs drukbezocht en was een bedevaartsoord.
(wordt vervolgd)