Tekst en beeld: Ronald Ruseler
Stijn Peeters (1957) is schilder, tekenaar en graficus. Hij woont in Eindhoven, Nederland. In 2014 begon hij aan het blad EZEL. Dit zelfgemaakte tijdschrift bestaat nu uit vier afleveringen met ieder 32 pagina’s. Het werd dit jaar gepresenteerd op het tweejaarlijkse stripfestival ‘Stripdagen-Haarlem’[1]. Een onverwacht en ongewoon podium voor zijn kunst. Ik sprak Stijn Peeters over zijn Autobiografische Studie.
Wat voor tijdschrift is uw blad EZEL?
Het blad is voor mij een autobiografische schets en geen graphic novel, waarbij het verhaal een literaire vorm krijgt. EZEL is een associatief en persoonlijk verslag van de werkelijkheid met uitweidingen en invallen, maar dan gefragmenteerd en niet gestructureerd. Met die aanpak sta ik heel dicht bij de ‘oral history’. Dat is de stroming van geschiedkundigen, die met bandrecorders niet meer de machthebbers gingen interviewen, maar de ervaringsdeskundigen zelf aan het woord lieten. Met EZEL ben ik een onderzoeker geworden die zijn eigen geschiedenis vastlegt.
Alles in de albums teken ik zelf, ook de briefjes, boodschappenlijstjes en de foto’s. Ik kopieer en plak niet. Die tekeningen worden gescand, dan ga ik de omslagen zelf zeefdrukken en daarna kan ik het uitgeven.
Kijk, mijn verhaal begint vrij sentimenteel met een fotoalbum over mijn jeugd. De bron. Want het verhaal moet wel een chronologische opbouw hebben, anders wordt het al snel saai. Ik vind het leuk als er wat roddelverhalen of associatieve en persoonlijke invallen in zijn verwerkt.
Waarom heeft u uw blad ‘EZEL’ genoemd?
Ten eerste is het mijn nom-de-guerre, maar de naam verwijst ook naar de schildersezel van de kunstenaar. Ik wil er bovendien op wijzen dat de ezel een koppig dier is, een doorzetter. Hij is sterk, maar kan met heel weinig toe. Dat maakt de ezel nederig. Het is bovendien een symbolisch en Bijbels dier. Hij vervoerde Josef en Maria op hun vlucht naar Egypte en droeg Christus, bij zijn intocht in Jeruzalem, op zijn rug. Èn … niet te vergeten… Ezel is ook God!
Stijn glimlacht en verwijst naar de Gerard Van Het Reve, die in zijn boek Nader tot U uit 1966 het volgende schreef:
En God Zelf zou bij mij langs komen in de gedaante van een eenjarige,
muisgrijze Ezel en voor de deur staan en aanbellen en zeggen:
‘Gerard, dat boek van je – weet je dat Ik bij sommige stukken gehuild heb?’
‘Mijn Heer en mijn God! Geloofd weze Uw Naam tot in alle Eeuwigheid!
Ik houd zo verschrikkelijk veel van U,’ zou ik proberen te zeggen, maar
halverwege zou ik al in janken uitbarsten, en Hem beginnen te kussen en
naar binnen trekken, en na een geweldige klauterpartij om de trap naar het
slaapkamertje op te komen, zou ik Hem drie keer achter elkaar langdurig in
Zijn Geheime Opening bezitten…
Ach.. het is tegelijkertijd tongue-in-cheek en grappig. Als kunstenaar ben je ook gewoon stom dat je dit allemaal doet. Een beetje praktisch mens kiest natuurlijk niet voor kunst.
Maar kunst is wel heel noodzakelijk.
Uiteraard. Voor mij is kunst en het dagelijks leven echt met elkaar verweven. Ik ben vooral geïnteresseerd in wie de mens is, het humanisme zal ik maar zeggen. Daarom laat ik zien hoe ik als kunstenaar in de maatschappij functioneer. Mijn werk kun je zien als een kroniek en ik leg de vormgeving van het leven en de invloed die je er als mens op kunt uitoefenen vast in beelden.
Wij zijn met zijn allen in staat tot Goddelijke verhevenheid, maar terzelfder tijd tot bestiale diepten. Dat hoort allemaal tot de mogelijkheden van het mens-zijn en die tragiek zal ook nooit uit ons systeem verdwijnen.
Ik wil niet moraliseren, maar ik wil wel weergeven wat ik denk.
Het is soms heel erg dat je geen connectie kunt maken met het lijden van de mens. Dat je het ene lijden erger vindt dan het andere lijden. Ezel 3 is een themanummer en daarin schrijf ik bv. over de gruwelen van Abu Ghraib-gevangenis. Ik besloot mij in te leven (voor zover mogelijk) in het lijden van de mensen op de Abu Ghraib-foto’s, door de houdingen van slachtoffers en daders na te spelen. Dit gevoel van onmacht dwingt mij om te handelen. Dat bedoel ik niet therapeutisch, maar ik wil mijn kunstenaarschap inzetten om in deze tijd een eigen geluid te formuleren. Ik wil niet machteloos toekijken en zonder handelen alles maar voor lief te nemen.
Waar komt die betrokkenheid vandaan?
Het 19e eeuwse begrip ‘Etre de son temps’ spreekt mij enorm aan. Door Courbet begon ik mij af te vragen of het niet veel prikkelender was om een soort actualiteit als onderwerp te nemen. Dat werd in eerste instantie de serie ‘Man in de straat’. Ik schilderde staande mannen of hollende kinderen in hun omgeving. Voor het eerst vond ik dat echte autonome ‘Stijns’. Later is dat op en af steeds verhalender, geëngageerder geworden, maar ik wilde er ook weer geen handelsmerk van maken. Ik wilde ook weer niet overàl op reageren. Wel kwamen de technische handelingen, het gevoel en het verhaal toen voor het eerst bij elkaar.
Of mijn werk licht of zwaar is, dat moet de tijd maar wegen. Ik hoop dat mijn werk de waan van de dag zal gaan overstijgen. Het ijkpunt waar ik mij op richt is de koppeling die ik maak met mijn grote voorbeelden in de kunstgeschiedenis. Dat vind ik interessant uit historische belangstelling, maar ook omdat ik bij voorkeur met traditionele technieken werk, zoals schilderen, tekenen en grafiek.
Traditioneel?
Ik bedoel dat je al snel bij has been wordt ingedeeld door de invloed van de nieuwe media en Community Based Art. Er wordt bij schilderkunst als snel gesproken van de kurk waar de kunsthandel op drijft. Ik heb daarom ook wel een getroebleerde verhouding met de schilderkunst, omdat het vaak niet goed benut wordt. De schilderkunst is een verleidelijk medium en het is heel dom om een medium af te rekenen op het feit dat het al heel lang gepraktiseerd wordt. Hóe je iets weergeeft is de essentie en in oprechtheid zit volgens mij meer een kern van oorspronkelijkheid. Om het medium gaat het niet perse.
Strips hebben ondertussen ook al een behoorlijke geschiedenis.
Ja dat is waar en mijn werk scheert ook nog eens langs de kunst van de nagetekende foto’s. Kunstenaars die foto’s gebruiken als basis voor hun schilderijen werken voor mij te vaak naar de originele foto waar een soort Photoshop aan verflagen overheen gegaan. Het is knap hoor, maar het is pochen met een vorm van realisme die mij niet aanspreekt. Dan zie ik toch liever Munch of Soutine met al hun fouten en het radicale van hun schilderen.
Dus uw werk op een festival voor strips was geen toeval?
Kunst is geen hobby, maar heeft zijn innerlijke noodzakelijkheid en ik vind dat kunst niet functioneert als er te weinig publiek is. Er moet naar gekeken worden en het moet in de maatschappij zijn. Ezel is voor mij één van de mogelijkheden om dat publiek op te zoeken.
Je echte publiek ken je onderhand wel, maar hoe kom je in godsnaam in contact met mensen die niet het geluk hebben dat ze in hun omgeving geattendeerd worden op de kwaliteiten van Kunst?
Met EZEL ben ik bewust op zoek naar een breed publiek en uit op de dialoog, want je kunt als kunstenaar nooit zeggen dat de kijker altijd alles in de kunst op eigen houtje moet kunnen doorgronden. Dan zeg je feitelijk: ’Bekijk het maar!”.
Ik las in een boek over mijn grote voorbeeld Gustav Courbet, dat je verschillende soorten publiek hebt en dat een kunstenaar in zijn atelier in dialoog is met een ‘gewenst’ publiek. Het is een ideaal publiek waaraan je vragen stelt en waarvoor je antwoorden formuleert. Dat vond ik interessant. Het publiek als constructie.
In EZEL wil ik geen clichematig succesverhaal vertellen, maar ik wil wel duidelijk maken dat je als kunstenaar een heel mooi leven kunt hebben met open vriendschappen en boeiende gesprekken. Die dialoog van constructieve intimiteiten wil ik in EZEL graag laten zien. EZEL is een kunstwerk dat je kunt lezen en ook vast kunt houden.
Dit interview is geschreven voor het Franse Kunsttijdschrift AREA Revues, Parijs 2016.
Onder de titel Victimes et Bourreaux | Slachtoffers en Beulen.
[1] Stripdagen Haarlem is een tweejaarlijks stripfestival in het centrum van Haarlem dat sinds 1992 bestaat.