Hoofdstuk 2 – Mongolië

Siberisch – Mongoolse grens.
De procedures bij de grens namen veel tijd in beslag. De beambten waren niet onaardig, maar al met al wachtten wij meer dan 2 uur voor alle documenten waren gecontroleerd, stempels gezet en formulieren uitgedeeld of ingenomen. De politie controleerde op smokkelwaar. Kortom het viel mee, alleen werkte door het lange stilstaan de airco van de wagon niet, waardoor het bloedheet werd. Piepkleine vliegjes – knutjes – prikten of staken ons met veel succes lek, hoe klein ze ook waren. Toen de trein om twaalf uur ’s nachts optrok doken we onze kooien in en vielen door de cadans van de trein snel in slaap.

Dag 1 – Aankomst in Ulaanbaatar
Vroeger in de jaren 50/60 stonden op de namenschaal van de Philipsradio’s stations die van heel ver weg kwamen, zoals radio Beromünster, Luxemburg of Graz-Dobl. Het waren exotische namen die geheimzinnig kraakten als je er het zenderpijltje op draaide. In de Bosatlas of op de landkaarten tijdens de Aardrijkskundeles kwam je die geheimzinnige plaatsen eveneens tegen. Ulaanbaatar in het verre Mongolië was daar één van en juist in dat woord verlieten wij de trein vanuit Siberië. Onze rondreis door Mongolië kon beginnen.

Op het station van Ulaanbaatar maakten wij kennis met Heshaj. Zij zou ons de komende tien dagen gidsen. Haar verloofde was Duits, ook gids, dus kende zij Europa en onze gewoonten een beetje. Op haar gezicht lag voortdurend een zachte glimlach als zij iets vertelde. Tijd om op adem te komen was er niet, omdat Heshaj ons meteen mee de stad in nam.

Het regende en onweerde behoorlijk, toen wij onze eerste stop maakten in het beroemde Gandantegchinlen Klooster. Tijdens de communistische dictatuur was het de enig toegestane tempel in de stad, omdat deze destijds gold als voorbeeld van Boeddhistische onderdrukking. Nu woonden er weer 150 monniken.
Het 25 hoge beeld van Avalokitesvara was een bronzen replica van het origineel. De eerste versie was in de jaren 30 omgesmolten door de revolutionairen. Ingeklemd tussen de hoge muren en puntige daken stond deze Boeddha symbool voor de ingewikkelde geschiedenis van Mongolië.

Biddende monniken
In een klein gebedshuis naast de tempel waren monniken in gebed en kregen de jongens onderricht in de heilige teksten en het chanten. De jongens waren soms vroom aan het werk, maar evenzogoed zaten ze niet op te letten of te geeuwen van verveling. Er werd voedsel geofferd en als de gaven waren opgehaald zette de voorzanger een tekst in en sloegen twee jongens op een grote trommel, een ander blies op een schelphoorn … en die ceremonie herhaalde zich met regelmaat.
Wij liepen stil om de gebedsruimte heen (altijd linksom) en bekeken de honderden poppen in boeddhahouding die achter glas stonden opgesteld. Sommige gelovigen bleven voor zo’n beeldje staan en lieten geld achter. Ritmisch klonk het ondertussen … ma … wa … ba … da … mawabada, mawabada … kling, klong … tooeeeet. En zo verder.
De grotere jongens hingen tegen de opperpriester aan of haalden iets voor hem tevoorschijn en daarna weer wat anders … kling! … klong!, zei de trommel en … toeoeoeoeoeoet!!, zei de schelp. Daarop volgde een hels kabaal, dus oren dicht!
Heshaj vertelde dat het Boeddhisme veel toestond, zoals wodka drinken, van het leven genieten, seks en andere leuke dingen. Vandaar waarschijnlijk dat twee oppermonniken aan weerskanten van de deur gezellig op hun 06 zaten. Door de zware regenwolken was het donker. We liepen sowieso door de plassen, want zo’n beetje alle daken lekten.

Museumbezoek en Kunst uit alle windstreken
In het Nationaal Museum werden wij ingelicht over de geschiedenis van Mongolië. De Turkse periode, de Bloeiperiode, de Koloniale- en Zelfstandigheids periode, daarna de Communistische periode (1924 – 1989) en uiteindelijk de Democratische periode, waar wij nu in zaten. Dat werd benadrukt door foto’s van opgewekte Pappa’s, Mamma’s en hun kinderen, die superblij waren met hun zojuist verworven paspoort.

Na de rondleiding verlieten wij de groep en bezochten we het Museum Zanabazar van Schone Kunsten. Dat bleek een geweldige keuze. De collectie bestond uit schilderkunst, beelden, tribale maskers en kostuums van 18e-, 19e- en 20e-eeuwse meesters. De zalen met de oudste kunstvoorwerpen stonden gevuld met prachtige poppen en ruiters op paarden van keramiek. Hoewel gehavend hadden ze allemaal hun eigen karakter en gezichtsuitdrukking. Gegraveerde grafschriften, de epitafen, waren grafische meesterwerken. Omdat het verleden zo rijk is geweest aan cultuur en Mongolië nog steeds ingeklemd ligt tussen Rusland en China konden we uit de Xiongu-, Uyguurse- en Turkse periode de mooiste kunst bewonderen. Alle windstreken waren vertegenwoordigd en alles was even mooi.

Echo’s en visuele stemmen.
Het tijdens de communistische dictatuur vervolgde Boeddhisme was ruim vertegenwoordigd met een enorme variëteit sculpturen, zoals van Sita Tara, ook wel de Witte Boeddha genoemd. Hij is een belangrijke figuur uit het Tibetaanse Boeddhisme. Bodhi Stupa, onze verlichte Siddhartha Gautama en de Vijf Dhayani Boeddha’s. Dat waren de vijf Vajrayana Boeddha’s van de Wijsheid (Sanskriet).
Er is gruwelijk huisgehouden toen de communisten het land in hun greep kregen en er is op grote schaal gemoord en cultureel erfgoed verwoest, vandaar dat er grote aquarellen van verloren gegane muurschilderingen hingen. De meeste uit het begin van de 20e-eeuw, zodat je enigszins contact kon hebben met de echo’s van het verleden.
Deze visuele stemmen bevatten grote bladen vol plaatsen, straten en tuinen. Ommuurde steden met heuvels in de verte. We bestudeerden gestapelde ruimtes met een voorkant, die tegelijkertijd een gekantelde diepte bevatten. Vóór en boven tegelijk. Het probleem van de ruimte-uitbeelding werd opgelost door gelijktijdigheid in de composities, zoals je dat bij ook wel tegenkomt in onze Middeleeuwse schilderkunst.

De voorstellingen bevatten veel decoratieve patronen en telkens als er iets naar de werkelijkheid uitgebeeld moest worden was het altijd verfijnd realistisch. Er stonden heel precies uitgewerkte miniatuurtjes opgesteld over kwaadaardige wachtersgoden die het Kwade en duivels moesten afschrikken, stempeltechnieken op rijk-bewerkte stoffen, fragmenten van papierwerken en Tangka’s – opgerolde kleden met priesters die in het midden stonden. Er waren schilderingen van goddelijke tuinen met minuscuul uitgewerkte dieren, wolkpatronen en gloeiende lijnen van vuur die om een Heilige slingerden. De duivelachtige wachters waren ronduit een wonder. Hun gedecoreerde koppen hadden een huid van kralen. Op hun kronen stonden altijd vijf schedels. Het was te veel om te onthouden, maar onze buidels vol beelden en herinneringen waren op het eind goed gevuld. Foto’s maken, tekenen, opschrijven en niet vergeten.
De volgende dag om zeven uur zouden wij Ulaanbaatar verlaten voor een lange tocht naar de Gobiwoestijn.

Dag 2 – Van Noord-Gobi naar Zuid-Gobi
Buiten stonden al vroeg vier busjes voor ons klaar. Mongolië telt 3 miljoen mensen waarvan de helft in Ulaanbaatar woont. De hele stad was één file en het netwerk van smalle straten kon zoveel verkeer niet aan, dus stond alles stil. Pas na anderhalf uur sloffen raakten wij aan de rand van de stad en op een geasfalteerde tweebaansweg naar het zuiden verzamelen de busjes zich bij een tankstation.
De busjes hadden iets weg van ons Volkswagenbusje. Het waren Bukhanka’s, Russisch bonkig, hoog op de wielen en ze zaten als een Lelijke Eend supersimpel in elkaar. Van een dashboard was geen sprake, want overal hingen slangen en kabels open en bloot. Ieder wiel leek een eigen versnelling te hebben. Kortom een echte auto, die geschikt was voor barre streken.

Heshaj was trots op haar land
Heshaj zat voorin naast de chauffeur en vertelde, terwijl het landschap geleidelijk veranderde van groen en heuvelachtig naar rotsachtige woestenij, dat de boerenfamilies met hun vee altijd door het hele land reisden.
‘In de zomer zoeken ze de hogere gebieden op met minder wind en in de winter de lagergelegen dalen met weinig sneeuw. Het kan hier in de winter wel – 40 ˚C worden, als de wind onverwacht opsteekt is dat niet zonder gevaar. In de zomer wordt het als snel 20 of 30 ˚C. Jullie zullen in heel Mongolië geen omheining vinden. Iedereen kan trekken, rijden en lopen waar men wil’.
Wij gniffelden toen ze zei: ‘Het nomadische zit ons allemaal in het DNA. Tijdens de zomervakanties gaan we allemaal op pad en slapen in Gers. Ulaanbaatar is dan uitgestorven’. Daar hadden wij niet veel van gemerkt, toen wij de stad verlieten. Kon zijn dat iedereen op avontuur ging, net als wij.
Ze was erg trots op haar land en vond het zó mooi, omdat alle verschillende delen van het land hun eigen karakteristieken hadden.
‘Je kunt aan de smaak van het vlees proeven waar het vandaan komt. Paarden-, kamelen-, geiten- en schapenvlees is olieachtig van smaak, maar het gras dat ze eten bepaalt de kwaliteit’.
Vervolgens vertelde ze het verhaal over een Nieuw-Zeelandse boer, die stomverbaasd was over de schapen die uit zichzelf konden verwollen en dat zag je nergens ter wereld.

Dag 3 – Baga Gazryn Camp
Wij overnachtten in het Baga Gazryn Camp. Eenmaal weer op de geasfalteerde weg reden wij door gaten en hobbels. Echt aangenaam was dat niet. Onze chauffeur besloot de weg te verlaten en koos verder zijn eigen pad. Dit reed meteen wat prettiger. De andere busjes waren uit zicht. Omdat we voor ons gevoel kriskras door de woestijn crosten werd de ervaring van de eindeloze leegte nog groter. De mensen waren hier nergens, maar dan ook nergens verankerd op één plek, omdat die er niet was. De ruimte zelf bood onderdak met af en toe een Ger.


Het landschap leek een vorm van Minimal Music waarin wij ritmisch meebewogen met de cadans van het busje, opeens dacht je hé, het is hier anders. Van plat groen naar grijs en rotsachtig met lichte glooiingen. Na een spectaculaire tocht stopten de busjes ’s middags bij Tsagaan Suvarga – ofwel Witte Stupa. Hoge kliffen, geërodeerde rotsen, prachtige aardkleuren, rood, groen en uitkijkend over een eindeloze vlakte. Met wind … harde wind. Onze lunch nuttigden wij beneden in de beschutting van een rots en het toilet was in de open lucht.
Op weg naar onze volgende logeerplek Khanbogd wilde een van de busjes niet starten. Het andere busje kreeg ook problemen, dus moest er geduwd worden. Een automobilist schoot nog te hulp. Geen paniek … gebaarden de chauffeurs, … hoort erbij, want deze wagentjes zaten zo in elkaar dat je overal meteen bij kon. Problemen snel opgelost.

Dag 4 – Van Khanbogd Camp naar Govin Bayanburd 2 Camp
De Bukhanka’s hielden halt bij de ingang van het Nationaal Park en klommen nog eens 500 meter verder. Zonder het echt te beseffen waren wij 2000 meter geklommen. Dat bleek de reden waarom we tijdens de wandeling zo kortademig liepen te hijgen, toen wij naar het hoogste punt van de berg liepen. Daar lag zelfs nog een beetje ijs en sneeuw.
De contrasten in het landschap en de geleidelijkheid van overgang naar kleur (donker, zand, oxide, groen), glooiingen, vlaktes, wind, luchtwervelingen, af en toe een kadaver, heel warm … oef … en lekker fris in de schaduwen, waren enorm. De wandeling liep geleidelijk omhoog en de spleet tussen de rotsen vernauwde allengs. Water droop of hing aan de smalle wanden van de kloof. De wolken in de staalblauwe lucht daarboven maakten het af … of … née … eigenlijk waren het de donkere gieren die hoog boven de berg op de wind heen en weer wiegden. Heshaj keek ook omhoog en volgde hen met haar hand boven haar ogen. ‘In onze taal noemen wij deze gieren – de gier met de baard’,


We glibberden nog een stukje over vieze zanderige sneeuw. De warme stenen lagen als knikkers verzonken in het ijs en de sneeuw. Wij klauterden nog een eindje door de smalle spleet, voorbij een nauw bochtje met sneeuw en ijs, tot alles hetzelfde werd, dus keerden wij om. Het was er zo relaxed, dat wij graag langer waren gebleven om te mijmeren en weg te dromen. Dit was zo mooi.

Tijdens de afdaling passeerden we een vader met zijn zoon. Zij kerfden en tekenden met een mesje fijnzinnige dieren uit de omgeving op een platte steen. Naast hem stonden ook beeldjes met daarop een gesneden steenbok geplakt, de woestenij trotserend. De vader heette Lhagva en wees naar de steen en wees naar de bok en wees met zijn arm de omgeving rond, naar de bergen en noemde er allemaal namen bij … Het beeldje van onze keuze werd door Lhagva zorgvuldig ingepakt … dan kon er niets mee gebeuren. Zo … hup in de rugzak … weer een kunstwerkje en aandenken rijker.

Als stormruiters over de vlaktes
Onze stoere autootjes scheurden even later het Nationale Park uit en de berg af. Als stormruiters reden de busjes bijna toonloos de vlaktes op. Links, rechts en achter ons waaiden stofwolken om de razende busjes. Dit had veel weg van de oude tijden, toen de Mongolen nog te paard over deze vlaktes stoven. Na een tijdje hielden wij halt bij een kleine nederzetting aan de voet van een zandduin van Zuid-Gobi en werden uitgenodigd plaats te nemen in een ruime Ger.

Zo’n ger zit vernuftig in elkaar. Het aantal palen bepaalt het type of de grootte en kan uit twee-, vier- of zes palen bestaan. Binnen een uur zet men zo’n tent op. Zo snel gaat dat. In huis is de vrouw de baas.
De vrouwen slapen rechts. Links is voor de mannen en aan de noordkant staat meestal een altaar of een tafel, met in het midden de stookplaats.
Bij binnenkomst liet de vrouw des huizes rechts van de ingang haar keukengerei zien.
‘De mannen mogen blij zijn dat wij vrouwen goed voor ze zorgen’, vertelde ze, ‘Zij geven ons hun geld en dat stoppen wij in het huishouden. De mannen passen op het vee en zoeken de juiste plaats op om te bivakkeren’.
Er ging een soort yoghurt rond … Lekker? … mwah … De herderin demonstreerde hierna hoe ze vilt maakte. Dat gebruikte ze werkelijk overal voor, zoals voor kleding of isolatie van de wanden tegen hitte en kou. Razendsnel wreef en perste ze de witte wol tot een stevig papje en haar zoontje maakte daar bolletjes van. In 15 minuten stonden er 2 lollige babyslofjes klaar. Iedereen verbluft. Naar de winkel lopen duurde langer.

Terwijl de chauffeurs lekker lagen te pitten, lummelden wij wat rond en kwamen tot rust tussen de dieren, … zo mooi en stil was het …
Natuurlijk beklommen wij een zandduin en kregen we een goed overzicht op een oase met palmbomen, een stukje verderop. Het rulle zand liet nauwelijks sporen achter na onze klimpartij, want alles verwaaide meteen, zodat de natuurlijke rimpelingen onze voetstappen wegpoetsten. Net als de golfslag aan zee die de waterlijn iedere keer ritmisch glad trok. Heel apart.


Onze chauffeur Toya reed ons verder. Het land weer in en weg van het zand. De woestijn strekte zich in de verte uit in eindeloosheid. De autootjes hobbel-de-bobbelden over het lage stekelige grasland waar de kamelen zo gek op waren. Soms passeerden we de elegant wiegende kuddes. Van dichtbij hadden ze onaangename koppen, maar in de verte bleven ze exotisch mooi om te zien. Al die loslopende kuddes maakte een diep oergevoel los, want de oertijd leek onveranderd en het leefde. Het gedicht van een anonieme Omahadichter-native american ontvouwde zich voor onze ogen:

ik zal verdwijnen en niet meer zijn
– maar het land waarover ik nu zwerf
– zal blijven en niet veranderen

Bayan Zag
‘Surprise!’, riep Heshaj, toen we bij Bayan Zag stopten. Onlangs was bij de rotsformatie het fossiel van een dinosaurus gevonden. Het fossiel zou spoedig afreizen naar New York. Dit was de plaats waar in het begin van de 20e eeuw de eerste fossiele dino-eieren gevonden zijn. Nu is het een vindplaats. We hadden geen puf meer om de geërodeerde richels te beklimmen en verbaasden ons onophoudelijk hoe veranderlijk het landschap was. Even tijd om alle indrukken te verwerken.

Wij waren moe en hadden geen zin meer om ’s avonds met de groep naar de zonsondergang te gaan kijken. Voor onze Ger gezeten dachten we terug aan de wildernis van Australië, waar we de sunset met champagne beklonken. Omdat het die dag toevallig Ron’s Day was vierden wij dat voor de halve prijs met een vol glas bubbels. De aboriginals noemden hun land: The Land of Story en The Land of Knowledge. Er kwamen herinneringen voorbij aan de zonsondergang van Nemrud Dagi in Midden-Turkije, met de reuzenkoppen van goden en koningen, maar dat was al heel lang geleden en wij waren toen nog jong.

Nee, die avond bleven wij liever thuis en zaten we voor onze tent. In de verte bewogen koplampen over het bultige land. Soms verdwenen ze achter een heuvel en werden groter en feller naarmate ze dichterbij kwamen. De terreinwagen leek te stoppen voor ons kamp, maar trok verder richting het zwakke licht van de uitdovende horizon. Wij volgden de rode achterlichten. De auto boog af en leek te keren, maar loste uiteindelijk op in de onmetelijk, diepe nacht.

Dag 5 – Van Bayanburd naar Camp Secret of Ougi
Toen wij vertrokken werden wij, als altijd, door het hotelpersoneel uitgezwaaid. Dat was de gewoonte in Mongolië. Een mooi ritueel van gastvrijheid en welgemeende vriendelijkheid. De eerste ochtendstop was in een bos … nou bos … het was dat Heshaj een karig begroeid, stukje land aanwees en riep:’ Welcome to our forest Ongiin Khiid.’

Officieel maakte het bomenbos onderdeel uit van een vergroenings- en klimaatprogramma van de overheid. Je zou het zo over het hoofd zien, omdat de boompjes nèt manshoog waren en geen geheel vormden met de rest. Ze stonden laag bij de grond en kropen bijna om te overleven. Het knoestige hout was, droog en dor-grijs. Bladeren ontbraken vrijwel, maar in plaats daarvan hadden ze een stekelige bast. In de droge aarde was het ieder voor zich. Kortom, de boompjes deden er alles aan om in dit extreme klimaat niet het loodje te leggen. Pas na bestudering vielen de uitzonderlijke vormen op. Net of iedere boom getergd, maar ook krampachtig overeind probeerde te blijven. Dit was bodybuilding. De wortels gingen over in hoekige takken – net onze afvoerpijpjes en buisjes in het gootsteenkastje – om de kans te vergroten adem te halen. Deze bomen sliepen niet zoals bomen gewoon zijn te doen … ze worstelden.

Verder ging het … de busjes bereikten een steppe zo plat als een pannenkoek. Na een tijdje raceten de busjes, met een snelheid van 100 km per uur, naast elkaar voort. Het ritme van de aangejaagde motor en de tikkende banden over de geribbelde ondergrond verdoofde ons. Holy Moly … Dit was kicken … Was dit echt? … We keken elkaar aan met een blik om dit nooit te vergeten. Als ruiters jutten de chauffeurs hun motoren op tot het uiterste. Meer dan een uur raasden wij voort … verder … verder, over de steppe, ver voorbij de einder.

Zo snel als wij ons verplaatsten door deze kosmos van zand en stenen, zo snel minderden wij, na meer dan een uur, vaart en vormden wij opnieuw een konvooi over kuilige weggetjes.
Ons kamp Secret of Ongi lag aan de rivier Ayan. De vallei was groen. Hier bevonden zich ook de resten van een oud kloostercomplex uit de 15e-16e eeuw. In de 30-er jaren is het door de sovjets vernield, met honderden dode monniken tot gevolg. Het complex werd langzaamaan weer herbouwd en heel voorzichtig ontstond er weer iets van een soort heiligdom. Om de vier weken kwamen monniken langs om shakra’s te zingzeggen en om de tempel spiritueel van energie te voorzien.
De hoofdman / opperpriester was onlangs overleden en in een jongetje uit de gemeenschap herkende men al snel de reïncarnatie van deze oude man. Dat ontdekte men door hem drie voorwerpen te laten kiezen en er bijbehorende vragen over te stellen, die alleen de overledene kan hebben geweten. Het kind had men naar Tibet gestuurd om daar opgeleid te worden.
Omdat de snelheid deze middag uit de reis was gehaald kwamen we tot rust op een zonneterras van het kampement Secret of Ongi. Langs de rivier hadden andere kampeerders hun tenten opgeslagen. Het werd tijd voor een ommetje. Quasinonchalant werden we op onze wandeling gevolgd door een geit. Het dier hield ons scherp in de gaten en bleef nieuwsgierig op korte afstand, aaien was er alleen niet bij. Op de terugweg stond-i stil, mekkerde om aandacht, toen wij om een ruïne van ingestorte bouwsels liepen. Uiteindelijk liep het beest toch achter ons aan en weer terug in het kamp, deed-i zich tegoed aan de struiken naast onze ger. Lollig beest, waar we veel plezier mee hadden. Nazit voor ons huisje met sprookjesachtige zonsondergang.

Dag 6 – van Ohgi naar Orghon Camp. De Orghan Vallei
Net als gisteren hadden wij een korte dag met slechts één onderwerp en dat waren de graven van Orghan Valley. De chauffeurs reden weer straf over de kronkelpaden, hoewel … er was geen weg, wel een route. De Furgons kozen soms ieder voor zich een wielenspoor, om zich even later weer samen te voegen als dat ging. De busjes waren eigendom van Toya en zijn collega’s en ze onderhielden de auto’s als huisdieren. Iedere dag werden spleten en kieren gedicht tegen het zand, de assen en stangen gecontroleerd en alles werd dagelijks opgepoetst om ze bestendig te maken tegen de krachten die de ruige omgeving op hen uitoefende.
‘Hier verlaten wij Gobi’, vertelt Heshaj, ‘Zopas reden wij door zand en struiken, maar straks is er alleen nog het lage steppegras’. Het werd ook wat drukker met gers, verspreid over de vlaktes. Er werden kuddes gehoed en de eerste kuddes met Yaks dienden zich aan. Dat waren grote behaarde, buffelachtige koeien met breed uitstekende horens. Hun vacht zwabberde mee op het ritme van hun tred. Ze loeiden niet als koeien, maar op lage toon klonken ze … HHumm … HHumm … HHumm. Het geluid van een grote trom … Hhum.



Bij een knooppunt van wegen stopten wij even later, bij drie aan elkaar gekoppelde zeecontainers voor de lunch. In Mongolië was de maaltijd altijd een verrassing. Meestal stond het brood en jam al klaar en dan kwam er nog iets bij; eieren met worstjes òf soep en/òf runderstoof met daarna nog kippenpoten tot er gezucht werd dat het zo wel genoeg was. Boven ons eettentje hingen gieren die aasden op achtergelaten botten of ze kloofden aan een poot van een of ander beest. Een lucratief plekje.

Met onze neus in een poel.
De Orghon Vallei was een ruig gebied vol kuilen en plassen. Plotseling vloog de Furgon met zijn neus een diepe poel in. Iedereen vloog als korrels uit een schaaltje hagelslag naar voren … KNAL … Toya schrok er ook van. Met zijn voorwielbekrachtiging trok hij de wagen die in het water stak met enige moeite weer los. Zo … Dat was even schrikken … Bham! Het gebeurde voor je er weet van had.



Na onze neus in het water stopten wij bij graven uit de bronstijd. Locatie betoverend. De stenen platen stonden schots en scheef in een soort vierkant. Op sommige stenen waren nog petrogliefen te herkennen. Bij de nederzetting liepen verschillende kuddes rond. De merries stonden aangelijnd met hun riem aan een touw dat tussen twee palen boven hun hoofd gespannen was. Ze konden bewegen, zoals een trolleybus door de stad rijdt. Hun veulens konden vrij rondlopen, want ze bleven toch wel veilig in de buurt van hun moeders.
Drie schattige meisjes bemerkten dat we hen in vizier hadden en gingen allemaal trucjes doen om te laten zien wat ze wel niet konden. Ze hinkelden heen en weer … hup, hup, hup …bijna vallen …, nee, toch niet … hupsake nog een keertje. De kleinste van het stel had het spelletje nog niet echt onder de knie, lette niet op en viel steeds tegen de andere twee aan. Een jongetje salueerde van trots toen wij een foto van hem maakten.

Het kampement was erg primitief. Wandelen naar de rivier langs bossages en riet. Aan de overkant dreven de boeren yaks naar een kraal. Met lasso’s werden een paar kalfjes gevangen, zodat de kudde snel volgde. Wij lieten de kachel aanmaken door een provodnik, want het was fris tot koud. Truienweer. In een mum van tijd was het bloedheet. Voor het slapengaan yak-yoghurt. Heerlijk karnemelkachtig. Door het knapperend vuur in een mum van tijd in slaap.

Dag 7 – van Orkhon Vallei naar Khar Khorin
Het kamp was zeer eenvoudig. In onze ger leerden wij de authentieke overnachting kennen, want de vilten tussenlaag was meer een verzameling vodden dan de mooi aangeharkte ger’s waar we tot nu toe in sliepen. Het enige toilet voor de mannen bleek in reparatie. Hoewel er gisteren heel even warm water was leek het er voor deze dag niet in te zitten, dus zat er niets anders op dan een Katzenwäsche aan een kraantje buiten. Door de warme kachel en de eenvoud van het geheel voelden wij ons prima. Heerlijk heldere ochtendzon.

De Orkhonvallei was groot en drukbezocht. Niet dat het overvol was, integendeel, maar langzaamaan kwamen wij toch meer in de bewoonde wereld. Ulaanbaatar kwam in zicht met meer dagjesmensen om zich bij de Orkhon Waterval (Ulaan Tsutgalan) te verpozen. Dit natuurfenomeen is ongeveer 20.000 jaar geleden ontstaan door vulkaanuitbarstingen en aardbevingen. De lavastromen en rotsen vormden de huidige rivier, de vallei en de waterval. Het is tevens een belangrijke archeologische vindplaats.
Van bovenaf gezien stroomde het water als een gewone rivier door het land tot het plotseling 25 meter diep de kloof inviel. Wij klauterden in een groepje naar beneden. Het gestolde lavagesteente contrasteerde met het witte schuim van de waterval. Oaseachtig met struiken en bomen. Twee heilige steenstapels met blauwe doeken omwikkeld versterkten de combinatie tussen natuur en spiritualiteit, terwijl de families net zo goed foto’s van elkaar maakten. Alles liep heerlijk door elkaar.

Wallpaintings from the stoneage
Op weg naar andere oorden passeerden wij een enorm gebeeldhouwde schildpad en zijn bonkige karakter maakte een vriendelijke en gemoedelijke indruk. Dit beeld markeerde in vroeger tijden, samen met nog drie soortgelijke, de stad waar Dzjengis Khan gewoond had. We hielden halt bij petrogliefen.
Volgens Heshaj waren dit, ‘wallpaintings from the stoneage’.
‘Dat is wel heel lang geleden’, stelde iemand verveeld vast en toen er een swastika ontdekt werd, was de vraag, wat een hakenkruis in godsnaam, op die rots deed. Een ander uit ons gezelschap zat ondertussen met zijn camera een slang achterna. Om de bocht van het pad, achter een rots en in de beschutting, stond een ger met een kleine omheining. Twee boerenkinderen vlogen van angst hun huisje binnen toen zij ons opmerkten en lammeren schrokken mekkerend op. In de zon droogden dierenhuiden. Beneden de rivier en glooiend grasland.

Op de toegangspoort van ons naburig Gerhotel, stond ICK MONGOL. Dat vonden wij leuk. Later leerden wij dat het Sterke Hun betekende. De dag eindigde melig door de lange rit. Grapjes met reisverhalen en verhalen over films, muziek, maar vooral plezier om onze guilty plessures.

This is a disaster
Plosteling brak de pleuris uit. Iedereen had net zijn plaats gevonden toen het ongelofelijk begon te onweren en zo te plenzen dat het niet meer gewoon was. Het personeel plaatste snel overal pannen, emmers, teilen en grote kookpannen, want in de receptie van het restaurant, waar ook de toiletten waren, regende het binnen nog harder dan buiten. Het licht viel uit en op de tast moest je je weg zien te vinden naar de uitgang. Onder de overkapping van de lobby zochten wij ons heenkomen om droog te blijven.
Een meisje van een jaar of 13 riep in onvervalst Amerikaans;
‘This is a disaster!’.
Ze droeg een modieus, strak leren motorjack en bleek de dochter van de bazin van het hotel. De familie was op bezoek uit Ulaanbaatar vanwege de vakantie, maar ook om mee te helpen in de zaak.
Het meisje vertelde dat zij, naast Engels en Spaans ook Koreaans leerde. Chinees deed ze erbij, want China was per slot ‘our neighbour country’. Ze ging toen de regen minder werd weer naar binnen om mee te helpen met hozen, want men sleepte ondertussen teilen vol water naar buiten.

Onze tent stond evenzo blank. De sombersten onder ons vreesden dat alles de rest van de reis drijfnat zou blijven. Dit werd niks mopperden ze. Zo erg was het nu ook weer niet, want toen het even later nadruppelde, rende het hotelpersoneel alle gers langs om het zeil op de vloer droog te moppen. Een van hen stak onze kachel aan, waardoor het in een mum bloedheet werd en wij in een sauna zaten.
In het restaurant druppelde het tijdens het diner nog na. Daar bevestigden wij die avond onze vriendschap met reisgenoot Sönke uit Duitsland.

Sönke

Intermezzo: Sönke
Sönke was een voormalig Zivilingenieur uit de oude DDR. In zijn hoogtijdagen werd hij veelvuldig uitgezonden om in voormalige Aziatische Sovjetlanden bruggen en kanalen te bouwen. Hij had in Noord-Korea gewerkt, in Vietnam, Cambodja en andere voormalig bevriende DDR-landen. Vanuit Beijing zou hij verder naar Vietnam vliegen om daar zijn avontuur met een andere treinreis voort te zetten. Hoewel niet de enige Duitser in ons gezelschap was hij een behoorlijke éénpitter en druk met zijn eigen dingetjes, waardoor hij veel miste. Dan dit weer … dan weer dat. Mopperend probeerde hij steeds zijn informatieachterstand in te lopen.
Sommigen uit de groep konden zijn dwarse aanwezigheid niet uitstaan of werden gewoon gek van hem. Sönke verruilden wij daardoor met onze eerste coupé-genoten. Het lag niet aan ons zeiden ze, maar ze hadden nieuwe vrienden gevonden en die wilden van de man af.
Toen zijn pensioen was aangebroken had hij tegen zijn vrouw (die ernstig ziek was) gezegd:
‘De helft van mijn dagen blijf ik bij jou, je schilderijen, atelier en exposities … plus je vrienden en de andere helft van het jaar is voor mij. Deze reis is de andere helft van het jaar … Sie ist damit nicht ganz einverstanden’. Onderweg las hij ons het gedicht Stufen van Hermann Hesse voor. Zijn levensmotto.

Stufen
Wie jede Blüte welkt und jede Jugend
Dem Alter weicht, blüht jede Lebensstufe,
Blüht jede Weisheit auch und jede Tugend
Zu ihrer Zeit und darf nicht ewig dauern.
Es muß das Herz bei jedem Lebensrufe
Bereit zum Abschied sein und Neubeginne,
Um sich in Tapferkeit und ohne Trauern
In andre, neue Bindungen zu geben.
Und jedem Anfang wohnt ein Zauber inne,
Der uns beschützt und der uns hilft, zu leben.

Wir sollen heiter Raum um Raum durchschreiten,
An keinem wie an einer Heimat hängen,
Der Weltgeist will nicht fesseln uns und engen,
Er will uns Stuf´ um Stufe heben, weiten.
Kaum sind wir heimisch einem Lebenskreise
Und traulich eingewohnt, so droht Erschlaffen;
Nur wer bereit zu Aufbruch ist und Reise,
Mag lähmender Gewöhnung sich entraffen.

Es wird vielleicht auch noch die Todesstunde
Uns neuen Räumen jung entgegen senden,
Des Lebens Ruf an uns wird niemals enden,
Wohlan denn, Herz, nimm Abschied und gesunde!

‘We are becoming friends, right?’, merkten wij gaandeweg de reis op,‘ … Are we getting in your system now?’.
Sönke moest lachen en bevestigde dat dit wel eens het geval kon zijn …
Op een avond klampte Sönke ons bij het diner aan en vroeg wie die man was die achter ons zat. Hij was zo boos over diens onbeschofte gedrag aan tafel. Vriendelijk had hij een theezakje gevraagd en dit werd hem zomaar toegegooid.
“Zo …. Jij Thee!’, riep de man, K geheten.
Of je nu arm of rijk bent, hoffelijkheid is bij de meesten een natuurlijkheid, anderen kunnen het aanleren, maar er zijn mensen bij, arm of rijk, waarbij het een hopeloze zaak blijft.
K pikte ook eens Sönkes lepeltje in en hardop kauwend zei hij met malende kaken:
‘Niet vragen … Doen’.
Het groepje rond K had geboekt, omdat zij Floortje Dessing op tv hadden gezien, alleen duurde haar programma slechts drie kwartier. Deze reis werd toch wel wat saai en er was goed beschouwd niet veel te beleven. Eigenlijk leken zij gewoon thuis te zijn gebleven en als figuranten deel uit te maken van een Dokumentarfilm.
“Ha, ha , ha …’ lachte Sönke hartelijk,’ Ja, ja, genau … das verstehen sie nicht … Man reist um andere Menschen kennen zu lehrnen … und zu VERSTEHEN … Ronald, deine Frau und die anderen sind freundlich und reden miteinander und werft nicht wie dieser Mann einander etwas zu’.
Sönke was een bijzondere man. Een karakter. In Beijing namen wij met een ferme handdruk als vrienden afscheid.

Dag 8 – Erdene Zu Klooster en Kharkhorum Museum
Het klooster van Erdene Zuu maakte vroeger deel uit van de voormalige hoofdstad van het land en was door de Sovjets helemaal met de grond gelijkgemaakt.
‘It was a genocide’, vertelde men.
De laatste 20 jaar werd de kloosterstad langzaam weer opgebouwd. Toen wij het terrein opliepen maakte het complex meteen indruk. Dat voelde je. Imposant. Alles liep zo’n beetje door elkaar; toeristenbezoek, commercie, familie-uitjes en de vele bezoekers die zich spiritueel laafden in de gebedsruimten. 
De tempels waren overdadig in hun eenvoud. Onze kennis en iconografisch besef van alle prachtige kunstschatten liet ons in de steek. Om alles naar waarde te schatten liepen en keken we gulzig rond, meer was niet mogelijk. Naast de tempels waren nissen ingericht met prachtige Tangka’s. Zo mooi … Onthouden waar het kon, bestuderen en nalezen als we terug in Nederland waren.

Bij het monnikenhuis en de tempel stapten wij rond in de Middeleeuwen. Een voorbij verleden leek het wel. Mongolezen met lange leren jassen en laarzen met sporen, een oud echtpaar met O-benen van het paardrijden, rondhangend als in een film over een magistraal verleden. Wij raakten er bewogen van. Er ontbraken woorden, bang om dit allemaal te vergeten.
In de tempel weer een voorzanger met twee jongetjes die met elkaar kletsten en tussendoor heilige teksten murmelden. Kastenvol met geelgroene gebedsteksten. Veel blauw ook. Verzadigde kleurenpracht te over op deze heilige plaats omhuld door het wit van met goud bekleedde stupa’s.

Het kleine maar fijne Kharalkhorum Museum gaf een mooi overzicht van onze reis en complementeerde de tocht die wij de afgelopen dagen gemaakt hadden. In grote vitrinekasten werd het leger en de stad Erdene Zuu van Dzjengis Khan gereconstrueerd. Zijn enorme gerwagen stond als een spin in het web opgesteld. Op ons kamp stond ter decoratie eveneens een nagemaakte tentwagen. Bijzonder zo’n antieke caravan.

Ons kamp lag niet ver van de stad en halverwege Ulaanbaatar. Hier namen wij afscheid van Heshaj. In augustus ging ze trouwen met haar Duitse fiancee. Ze zouden een eigen bedrijf starten en haar familie verwachtte eindelijk kinderen, vertelde ze met haar vertrouwde glimlach.
Avondstemming, om 10 uur slapen.

Dag 9 – Naar Ulaanbaatar
Onze reis door Mongolië kwam ten einde. Zo voelde het tenminste, want de highlights lagen achter ons. De busjes reden ons terug naar Ulaanbaatar. Sönke had naast de chauffeur plaatsgenomen en kletste hem, in het Russisch, de oren van de kop. Onze Duitse medereizigster C. was bang dat hij Toya uit zijn concentratie bracht met zijn verhalen.
“In Germany they don’t talk to the driver … RUHIG bitte Sönke … ’, riep ze angstig toen wij onrustig van kuil naar kuil, over de steppe hobbelden, maar niemand reageerde. Water en vuur die twee.

Die ochtend waren we vroeg opgestaan, omdat wij niet alleen de tijd nodig hadden om terug te keren, maar ook nog eens anderhalf á twee uur in Ulaanbaatar vooruit moesten zien te komen. Het werd op de weg steeds drukker, mooier werd het er ook niet op, hoewel de overgang tussen stad, dorp en land niet echt groot was. In de stad stond het verkeer helemaal vast. Ondanks de drukte was er toch nog even tijd om het centrum in te gaan, nadat wij ingecheckt waren. Bovendien moesten er voor de treinreis naar Beijing inkopen gedaan worden. 


Museumbezoek
Wij bezochten eerst het Centraal Dinosauriers-Museum van Mongolië. Niet groot, wel de moeite waard, omdat wij op de vindplaat geweest waren. Mongolië was grootleverancier van dino’s, net als Patagonië en Arizona. Er stonden twee exemplaren opgesteld die ongeveer de grootte hadden van een forse olifant. Voor de rest leken ze op fiks uitgevallen kippen of salamanders. Vandaar dat er een kausuaris – een soort grote, agressieve struisvogel –  naast stond, om aan te geven dat dit eigenaardige beest de catastrofe, die de dino’s had getroffen, overleefd had. 
Wij kwamen tot de conclusie dat wij als mensen qua grootte niet echt uit de toon vielen. Blijkbaar is er bij ons op aarde een limiet aan levensvormen en dat was ongeveer die van een olifant of walvis. Groot, groter, grootst kan niet gezien de aardse omstandigheden. Beesten die boven kathedralen en wolkenkrabbers uit toornden kwam je alleen in Fantasy- of Science Fictionfilms tegen.
Bij de uitgang vroegen wij een meisje – type studente – dat wat Engels sprak, de weg naar de National Art Gallery. Ze verwees ons naar het State Palace. Dat lag een blok verder.

Het enorme plein voor het paleis was het toonbeeld van communistisch Brutalistisme. Dictatoriaal en indrukwekkend. Tussen de twee vleugels stond een, bijna koninklijk, bronzen beeld van Dzjengis Khan. Hij was de bulldozer onder de heersers. Deze keer was hij weergegeven in een zithouding, vergelijkbaar met die van president Lincoln in Washington. Voor het enorme bouwwerk poseerden bruidspaartjes, liepen groepjes toeristen rond en stonden schoolkinderen. Enkele kantoormensen liepen op de majestueuze trappen het paleis in en uit. We staken het plein over en betraden het Nationale Museum.

KHAS GOYOL – een soort TEFAF
In het museum werden wij vriendelijk ontvangen. Wel eerst sloffen aantrekken (???), die waren natuurlijk veel te klein, want de neuzen scheurden meteen stuk. Veel soeps was het er niet, maar de zalen met schilderijen en beelden van communistische heldenverering onder een dictator waren wel interessant … de kunst uit die periode hing er zonder gène en dat was wel goed eigenlijk. In Europa speelt de discussie of je alle kunst-opvattingen van de vorige eeuw moet tonen of niet. In de westerse wereld is de opeenvolging van alle kunststromingen de stijl van de 20e eeuw geworden, maar daarmee was niet alles gezegd. Er waren ook wegen naast die dominante opvatting en die pasten niet in de witte kubus. Hier had men er geen probleem mee.
De kunst die wij bekeken werd ongetwijfeld vervaardigd door idealisten die hun enthousiasme over de nieuwe tijden ten volle konden uitdragen. Het is van alle tijden dat er kunstenaars zijn die zonder probleem meeliften. Dan viert opportunisme en cynisme hoogtij. Tijdens de dictatuur stonden kunstenaars in Mongolië ook voor de keuze hoe zij hun talent wilden, konden of mochten inzetten. 
Als klap op de vuurpijl was er een expositie over gouden en zilveren sierraden, van paardenzadels met zilverbeslag tot een zilveren set met de gerwagen van Dzjengis Khan, die werd voortgetrokken door dozijnen glimmende ossen. Knap vakwerk, peperduur en petje af. Erg mooi. Wij kregen de folder KHAS GOYOLSpecial Design – overhandigd en werden beleefd welkom geheten. Wij liepen op een gezelschap genodigden af. Deze voorname, potentiële liefhebbers mochten slofloos rondlopen en werden met alle egards behandeld in de hoop dat er kopers tussen zaten. Een soort Tefaf, maar dan in de zalen van het Nationaal Museum te Ulaanbaatar. Gefascineerd bleven we rondhangen. Keken naar de mensen en keken naar de kunst. Erg leuk.

Hierna ging ons overgebleven geld op aan souvenirs, kochten eten voor onderweg en wisselden wat briefjes om in Chinese renminbi, want morgen ging de reis verder door naar China.

Dag 10 – Van Ulaanbaatar naar de grensplaats Kyagt.
Omdat de trein vroeg vertrok stonden wij om 5.30 op. Voor een ontbijt was geen tijd, dus kregen wij pakketjes mee voor onderweg. 
De treinwagons waren nieuw en zagen er mooi uit. Op een sukkeldrafje lieten wij de buitenwijken van Ulaanbaatar achter ons en schoven een kale vlakte in. Eigenlijk het karakteristiek dorre, onbegaanbare zandland waar de rest van Mongolië uit bestaat.
In de restauratie werden wij bediend door een ober die nog het meeste weg had van de cowboy Yul Brynner. Kale kop, gouden tanden, stralend hoofd. We raakten aan de praat met een stel naast ons uit Nieuw- Zeeland. Zij hadden een reis van een maand achter de rug door Canada via Londen naar Skandinavië, Moskou, nu drie dagen Mongolië en straks via Beijing back home. … hallo zeg … dit was reizen met ADHD …  hadden wij nog geluk met het tempo van onze reis.

De Grens
Bij Kyagt stopte de trein, dat lag in China. Alles moest eruit en door de douane-procedures van de Mongoliers ging het redelijk snel. D’r uit en d’r in. Pas na twee uur wachten reed de trein de grens over. Opnieuw pakten we alles weer mee om voorbij de Chinese douane te komen. Hoewel er efficiënt gewerkt werd – alles nieuw en high tech – nam de mallemolen toch behoorlijk veel tijd in beslag. 
Aziatische mensen, donkere Pakistanen, Indieërs of Nepalezen werden apart geportretteerd door een jongeman met een groot fototoestel. De rest ging net als op Schiphol volautomatisch door de gehaktmolen.

Met ons paspoort op het schermpje volgden we de instructies in het Nederlands.
‘Leg linkervinger plat op het groene vlak’.
‘Leg rechtervinger plat op het groene vlak’.
‘Leg twee duimen plat op het groene vlak’.
‘Kijk recht in de camera’.
‘Thank you …’.
‘Next’.
Omdat er ondertussen overgeschakeld moest worden naar een andere spoorbreedte rangeerde men de wagons luidruchtig en met veel getoeter van A naar B. Wachtend in de stationshal raakten we over onze slaap heen door een gesprekje met een Nederlands stel dat drie dagen Mongolië achter de rug had.
Toen het sein op groen sprong konden wij na vijf uur wachten weer instappen en reed onze trein niet veel later de nacht in. We waren in China.

(zie ook: https://ronaldruseler.nl/dir/mongolie/)