Ger van Elk (1941, Amsterdam) is een toonaangevend beeldend kunstenaar, die ironie en lichtvoetigheid combineert met diepgaand beeldend onderzoek. Hij pretendeert geen ‘schilder’ te zijn in traditionele zin, maar gebruikt wel de symboliek en de iconen die verwijzen naar de ‘klassieke’ schilderkunst.
Hij is uitgenodigd een tentoonstelling samen te stellen in het Musée Malraux, tijdens de 2e Biënnale d’Arts Contemporain in Le Havre.
‘ Nee, nee… Dit gesprek moet niet gaan over mij als beeldend kunstenaar. Ik wil praten over de tentoonstelling waar ik de commissaris en curator van ben,’ zegt Ger van Elk als ik hem spreek op een zonnige voorjaarsochtend in Amsterdam.
Hoe bent u bij deze Biënnale betrokken geraakt?
‘Men heeft mij een jaar geleden benaderd, omdat ik eerder ook bij deze biënnale betrokken was, maar dan als kunstenaar. Dat was iedereen erg bevallen en ik had tevens een goed contact met de eerste commissaris, de Canadees Claude Gosselin uit Montreal. Daarna vroeg de organisatie of ik zijn rol dit jaar zou willen overnemen. Daar heb ik eerst eens goed over na moeten denken en uiteindelijk heb ik ja gezegd temeer daar het Musée Malraux een heel integer museum is.’
Bent u wel vaker als curator opgetreden?
‘Behalve een zaal inrichten met werk van mijn favoriete kunstenaars uit een museumcollectie is dit voor mij de eerste ervaring als tentoonstellingsmaker. Echt makkelijk is deze opdracht echter niet.
Het is wel eens goed om zoiets een keer in je leven te doen. Toen ik van de organisatie begreep, wat de bedoeling was wist ik het meteen; dit is mijn kans om een statement te maken.’
Welk statement wilde u maken?
‘Ik wil een verklaring afleggen tegen de modieusheid.
Bij grote kunstmanifestaties heeft men al snel een beeld voor ogen van kunst die in eerste instantie spectaculair moet zijn; vrachtwagens met kunstprojecties, grote foto’s of allemaal video’s. Van die modieuze dingen. Je kent het wel.
Daar wil ik met mijn tentoonstelling als tegenhanger een halt aan toe roepen. Het is bijna vloeken in de kerk, want mijn tentoonstelling is een contrastatement tegen het geweld van grote megalomane en monomane kunstmanifestaties,.
Afgezien van alle modieusheden van nu, is het natuurlijk zo dat er in iedere tijd wel sprake is van modieuze tendensen en historische kennis die ontwikkelingen bepaalt, maar de kwaliteit van het kunstwerk, de echtheid en de authenticiteit blijft in laatste instantie het meest wezenlijke. Wat de kunstenaar ons te vertellen heeft moet uiteindelijk het uitgangspunt blijven.’
Wat is het motief voor de tentoonstelling?
Als thema heb ik voor de intimiteit in de hedendaagse kunst gekozen. Ik wil een verklaring afleggen over de integriteit in de kunst en hier zet ik een groot uitroepteken!… Wat ik nu zeg is heel belangrijk!… Ik heb nog nooit een goed kunstwerk gezien dat niet tegelijkertijd ook als een persoonlijk statement van de kunstenaar opgevat kan worden. Daarom heeft kunst voor mij o.a. te maken met intimiteit. Intimiteit is altijd kleiner van schaal en het hoort bij je eigen persoonlijkheid. Het is je privé- en gevoelswereld. In mijn keuze en opzet komen al deze begrippen samen.
Dit is de reden waarom ik wist dat de leidraad de intimiteit in de hedendaagse kunst moest zijn.
Hoe bent u bij het samenstellen van de tentoonstelling te werk gegaan?
‘Mijn eigen werk is niet beredeneerd en komt associatief tot stand. Mijn plezier als kunstenaar bestaat uit het màken van dingen en ik wordt gedreven door nieuwsgierigheid. Zo is het ook met het samenstellen van deze tentoonstelling verlopen.
Kijk. Het is natuurlijk een idioot thema ‘intimiteit in de hedendaagse kunst’. Hedendaagse kunst is een heel breed begrip en intimiteit is altijd privé! Op het moment dat je je privégevoelens en gedachtes naar buiten brengt gaat de intimiteit verloren. Dat is iets dat eigenlijk niet kan. Daar zit een paradox in en dat heb ik goed gemerkt in de gesprekken met de kunstenaars. Ik heb er veel van geleerd moet ik zeggen.’
Heeft u zelf de kunstenaars en het werk uitgekozen?
‘Ja! Ja!. De kunstenaars, de werken en ik ga het ook inrichten. Ik heb gezegd die en die zijn mijn favoriete kunstenaars die in dit thema thuis horen, want niet alle kunstenaars maken werk dat in dit concept past.
Voor meer dan de helft ken ik de kunstenaars persoonlijk en in andere gevallen niet. Charley Case, bijvoorbeeld, heb ik nooit ontmoet, maar zijn werk ken ik goed. Van hem komt o.a. een hele mooie video met inktvlekken. De expositie moet binnen het geheel van de biënnale wel op zichzelf moet blijven staan en niet verweven raken met de andere onderdelen. Als locatie heb ik het hele museum tot mijn beschikking gekregen en daarvoor een kleine 40 kunstenaars uitgenodigd.
Ik heb toen ik er aan begon wel gezegd dat ze mij met rust moesten laten. Dat is gelukt. Zo wilden zij b.v. vlak voor het museum een groot rood beeld neerzetten en dat heb ik verboden. Die van mij is bescheiden, intern en heel klassiek. Al het werk komt nu goed tot zijn recht of het nu klein is of groot, want een intiem werk hoeft natuurlijk niet per definitie een klein werk te zijn.’
U heeft daar de drukproeven van de catalogus, wat gaat u laten zien?
‘Mijn keuze voor Bas Jan Ader spreekt voor zich, want die kende ik al van vroeger, toen ik in de 60er jaren met hem optrok in Los Angeles. Van Gilbert & George heb ik een heel intiem, ouder werk uitgekozen; ‘Dark Shadows’. Dat is heel anders dan de grote muurvlakken die ze nu maken. Om de schilderkunstige inventies van René Daniels uit de 80-er jaren kun je niet heen. Dat werk is zo schitterend. Hier! Het schilderij van George Lepape. Kijk eens hoe mooi!
En dat we het werk van Allen Ruppersberg hebben is fantastisch. Nicolas Collins is geen kunstenaar, maar componist en dat kan mij niets schelen. Hij laat een treintje rijden en als het contact maakt met punten in de bovenleiding dan ontstaat er geluid. Het parcours is ongeveer 5 meter lang en gaat langs de trap omhoog en omlaag. De muziek die het maakt komt uit een versterker. Hij heeft eigenlijk een heel nieuw snaarinstrument gemaakt en bovendien is het een mooi kunstwerk.
Vergeet vooral niet dat we een prachtige pasteltekening van Edgar Degas hebben hangen; ‘Portret van een piano’. Ik wil daarmee het onderscheid wegnemen tussen oude kunst en het hedendaagse. Eigenlijk is het een hele een conceptuele tekening van Degas, vind je niet? Goed hè?’
Die tekening van Degas roept meteen associaties op met uw werk; ‘C’est moi qui fait la musique’ uit 1973.
‘Daaraan herken je dat deze tentoonstelling tegelijkertijd een expressie van mijzelf is geworden.’
Een persoonlijke tentoonstelling die tegelijkertijd zelf een intiem kunstwerk is en niet alleen een manifest?
‘Alle kunstenaars die ik heb uitgenodigd zijn ik met mijn hart uitgezocht. Ik ga niet beweren dat ik een ideale, kunsthistorisch verantwoordde of perfecte lijst heb. Dat is niet te doen en bovendien; iedereen maakt wel intieme kunst. Ik toon met dit statement ook mijn eigen intimiteit en gevoelens voor de kunst.‘
Ronald Ruseler,
Haarlem – 2008