Reinier Lucassen (Amsterdam 1939) is na een lange, indrukwekkende carrière dit jaar de winnaar geworden van de Jeanne Oostingprijs voor de schilderkunst 2024. De prijs is na meer dan vijftig jaar uitgegroeid tot een begrip. Het bijzondere aan de prijs is namelijk dat de winnaar verkozen wordt door een jury die bestaat uit collega-kunstenaars. Een unicum in Nederland. Voor Lucassen is het, lang na de Cassandra Foundation Award (1970) en de David Röell-prijs (1976), zijn derde oeuvreprijs.
De Jeanne Oosting Prijs
In 1970 werd de Jeanne Oosting Prijs voor het eerst uitgereikt. Het idee ontstond in 1968, toen Jeanne Bieruma-Oosting het initiatief nam voor een kunstprijs. Ze was vermogend en behoorde tot de rijkste families van Nederland. Met veel moeite en opoffering kon zij zich ontworstelen aan het knellend juk waar jonge adellijke vrouwen onder gebukt gingen. Als hun ambitie elders lag dan het dienen van de familiebelangen wachtte hen een onmogelijke horde. Meestal hield hun opdracht op bij de zorg voor nageslacht.
Het kunstenaarschap zat Jeanne van kinds af aan in de poriën. Ondanks de tegenwerking van haar ouders is het haar met veel moeite gelukt zich los te weken van haar achtergrond. Vooral vader vond haar een mislukkeling. Ze wist uiteindelijk een succesvolle, veelzijdige carrière als kunstenares op te bouwen met vele nationale en internationale tentoonstellingen. Zelf je geld verdienen door je werk te verkopen betekende voor haar meer dan al het familiekapitaal bij elkaar. Daarom beschouwde ze haar kunstprijs aanvankelijk als een aanmoedigingsprijs, een steuntje in de rug voor beginnend talent, een uitdrukking van waardering. Iets dat Jeanne node gemist had, toen ze zèlf begon.
Jeanne Oosting bedacht een prijs voor schilderen en een prijs voor aquarel. In het begin vond de uitreiking steevast plaats in restaurant Schiller en niet in Arti @ Amicitiae, waarvan zij een gewaardeerd lid was. Na de felicitaties aan de winnaars overhandigde Jeanne de enveloppen met het prijzengeld om vervolgens met het bestuur te dineren zonder de laureaten. Die traditie is in de loop der tijd veranderd en heeft gaandeweg een eigentijdse invulling gekregen. Tegenwoordig is de Jeanne Oostingprijs geen aanmoedigings-, maar een oeuvreprijs.
Een nieuwe werkelijkheid
Er zijn kunstenaars en uitvinders. Uitvinders in de kunst zijn er niet zoveel, ze zijn zelfs schaars. Hun betekenis wordt soms jaren later erkend als blijkt dat hun manier van kijken voor andere generaties werelden opent. Dat er perspectief en ruimte wordt geboden, dat men polemiseert en geen papagaaienkunst maakt. Reinier Lucassen is zo’n uitvinder en schilderend polemist.
In de jaren zestig van de vorige eeuw knaagden diverse stromingen aan de dominantie van de abstracte kunst uit de jaren vijftig. Hoewel in Nederland Cobra de figuratie toeliet was het abstracte element leidinggevend en daar plaatste de jongere generatie zo zijn vragen bij. Wat expressie? Hoezo actie? Waarom niet op een andere manier schilderen?
Zelf zegt Reinier Lucassen daarover:
‘Toen ik begon als schilder was ik bewonderaar van de abstracte kunst. Die maakte het misverstand duidelijk dat beeldende kunst in dienst zou horen te staan van de afbeelding, van plaatjes. Kunst kon alleen maar abstract zijn in die tijd en met figuratie kon je geen kunst maken. Ik dacht, waarom niet?
Bij mij is toen het idee gegroeid om toch tot een vorm van figuratie te komen, en dat ging door de abstractie heen. Ik deed dat met ironie en liet het in mijn geval samengaan met drama. Ik begon verschillende stijlen uit de schilderkunst met elkaar te combineren.’
De wereld als totaalverschijnsel
Toen Lucassen in 64/65 in Kortrijk tijdens een tentoonstelling aan Roger Raveel werd voorgesteld herkenden beiden het bijzondere in elkaars werk. Hun uitgangspunten en opvattingen over schilderkunst overlapten elkaar en bleken overeenkomstig.
In 1966 werkten Roger Raveel, Etienne Elias, Raoul De Keyser en Reinier Lucassen gezamenlijk aan een wandschildering in het kasteel van Beervelde (België). Zo ontstond er een groepje, weliswaar een klein groepje, maar toch een groepje. De kunstenaars interpreteerden de werkelijkheid anders dan voorheen en braken met tradities door de traditie soms als cliché op te voeren en alle regels verder aan de laars te lappen. Hun schilderstijl werd omschreven als De Nieuwe Visie of De Nieuwe Figuratie.
‘Alle kunstbewegingen komen voort uit de kunst zelf. Het duurt meestal lange tijd, voordat het publiek eraan toe is. In het begin waren er misschien vijf mensen die iets van mij kochten, de rest zag er niets in. Het publiek vond het vreselijk. Er was geen hond in geïnteresseerd en mensen die je werk volgen kunnen veranderingen in je werkwijze niet altijd bijbenen, die denken dan, nou … ha… ha … die is de weg kwijt.’
Lucassen met name plaatste gevoel en verstand, kunst en kitsch, versleten ideeën en dure praatjes, ironie en provocatie naast elkaar. Wat aanvankelijk een grap leek, was dat niet. Verre van. Het cliché bijvoorbeeld dat de schilderijen van Mondriaan alleen maar bestonden uit lijntjes en vlakjes werden door hem expressionistisch opgevat. Mondriaan was een schìlder geen vlakkenvuller!
De schilderkunst kreeg er door de beeldassociaties van Lucassen juist een nieuwe werkelijkheid bij: de wereld als totaalverschijnsel, waarin tegenstellingen niet bestaan en alles even belangrijk is.
Synthesestijl en modificaties
In die synthesestijl heeft hij als vast beeldaspect altijd taal gebruikt. De letters en cijfers werden gaandeweg een vorm, een abstracte vorm, die in een reeks hun betekenis kregen. Net als bij de hiëroglyfen in het oude Egypte, want taal komt per slot voort uit het beeld.
De talige titels ‘Uniek, geest en materie – een boekenkast vol’ of ‘de goddelijke inspiratie van de onsterfelijke Ernst J.’ ondermijnden ieder serieus betoog over de voorstelling. Het schilderij zelf bleef naakt en strijdbaar op zichzelf aangewezen als stille getuige tegenover al te veel onnozelheid in de kunst, want die zag Lucassen genoeg om zich heen.
De zogenaamde modificaties (assemblages) uit een latere periode, zijn figuratieve schilderijtjes van de rommelmarkt die hij bewerkte. Met alle herkenbare ingrediënten die ook in zijn schilderijen voorkomen stelde hij nieuwe beelden samen. Ze zijn in zekere zin een verwijzing naar de schilderijen uit de periode tussen de jaren 60-80 vanwege de figuratie in combinatie met objecten, gevonden voorwerpen, plakletters, knopen, poppetjes en teksten. Het oeuvre overziend van Reinier Lucassen kan er gesproken worden van een meanderende ontwikkeling die alles bij elkaar heel consistent is gebleven. Voor de kijker blijft het voor altijd een visueel avontuur.
Waarom schilderen?
‘Schilderen was voor mij (aarzelt) … om niet gek te worden! Het besef dat ik bestond door te schilderen hield mij overeind. Het is een manier geweest om contact te maken met de werkelijkheid. Daarom heb ik mij nooit zo’n kunstenaar gevoeld … en toch is het wel kunst geworden, dacht ik.’
Lucassen is verguld met de Jeanne Oostingprijs.
‘De waardering van kunstenaars schat ik veel hoger in dan van autoriteiten en museummensen. Zij hebben een grote beperking in vergelijking tot kunstenaars. Kunstenaars zijn beter in staat om onnavolgbare vormoplossingen eerder te herkennen. Die zien dat direct. Eerder dan het gangbare kunstpubliek, want dat is traag. Ik vind het sympathiek dat jongeren nog steeds iets aan mijn werk hebben … ja, ja … oude man en tòch die prijs!’
Ronald Ruseler
Vogelenzang, 21 september 2024
Geraadpleegde bronnen:
– gesprek met Reinier Lucassen op 15 augustus 2024
– Lucassen – schilderijen in iedere gewenste stijl, catalogus Frans Halsmuseum Haarlem 1973
– Lucassen – catalogus Stedelijk Museum Amsterdam 1979
– Lucassen naar Venetië – Ed Wingen, Kunstbeeld juni 1986
– Lucassen: ’De menselijke cultuur is gedoemd heel snel te verdwijnen’ – Erik Slagter, Beelding mei 1990
– ‘Ik zie de mens als een mislukt product’, Dirk Limburg NRC 2009
– Lucassen – retrospectieve Kunstmuseum Den Haag 2020
– diverse teksten van Hans Sizoo
– Jeanne Oosting – Hans Redeker 1979
– Geen tijd te verliezen – Jeanne Oosting 1898-1994, Jolande Withuis 2021