Onbezorgd in ongemakkelijke jurk
Pieter Kusters (1958) is van oorsprong schilder en formuleert zijn kunstenaarschap als volgt: ‘Het zelfportret is uitgangspunt, maar niet altijd het resultaat.’
Kusters schildert, werkt ruimtelijk en maakt grafiek. De speelsheid waarmee hij al deze technieken vaak tot één kunstwerk combineert, verraadt een schijnbaar argeloze, bijna kinderlijke werkwijze. Dat maakt zijn werk ontwapenend en direct.
Vermommingen
In zijn getransformeerde, aardse wereld vol sensualiteit, erotiek en curieuze invallen doolt Kusters meestal zelf rond. Steevast duikt hij op, vermomd in diverse gedaanten. Dat kunnen dieren zijn, zoals een eland, een nijlpaard, een aap op een tak, een dolfijn of een vreemde vogel, die dan verdacht veel weg hebben van de kunstenaar. Ook beeldt hij zich vaak naakt af, met uitzondering van bijvoorbeeld één sok of een petje. Soms gaat het gezicht schuil achter een enorm uit de kluiten gewassen, keramische neus, die veel te groot is en klungelig met ijzerdraad aan een zelfportret vastzit. Niet ongewoon voor hem zijn de ongemakkelijke jurken waarmee hij zich uitdost of het (dames)ondergoed waarin zijn lijf is verpakt. In bevallige houding treedt hij pront de wereld tegemoet.
Tussen naakt en bloot
In de kunstgeschiedenis zijn er door kunstenaars altijd veel zelfportretten gemaakt, deels uit studieoverwegingen of om een tijdsbeeld weer te geven. Minder vaak is de artiest echter zijn eigen naaktmodel. Er is onderscheid tussen naakt en bloot. Kledingstukken bepalen daarbij het verschil, omdat wij zonder kleding bloot en in natuurlijke staat zijn. Het naakt daarentegen is een pose. Naakten worden in de kunst meestal door anderen bekeken. Kunststudenten bestuderen het naakt als zij zich het menselijk lichaam eigen willen maken. Wij kennen allemaal de verleidelijke naakten, zoals Titiaans ‘Venus van Urbino’, of de onschuldige naakten die zich in een pastorale scène onbespied wanen. Er zijn ook naakten in de kunst, die heroïsch en onverschrokken heldendaden of zelfs wonderen verrichten.
Loerend roofdier
Bloot is de mens kwetsbaar. In bad of onder de douche ben je onbeschermd. Iedereen kent de iconische scène van de badkamermoord in de film ‘Psycho’ van Alfred Hitchcock. Het schuldige slachtoffer heeft geld gestolen om zich bij haar geliefde te kunnen voegen. ’s Avonds in een motel is zij onder de douche volmaakt in haar onschuld. De jonge vrouw kan geen kant op als het gordijn open giert en zij met messteken wordt vermoord. De Engelse schilder Lucian Freud bestudeerde zijn modellen met nietsontziende scherpte en schilderde hen het liefst als naakte mensdieren. Een kat of een hond kan zich kroelend op de rug aan je overgeven. Voor Freud is dat een gegeven om zijn modellen, als een loerend roofdier, in soortgelijke poses te ontluisteren.
Geen afstand
Daarbij vergeleken zijn wij bij Pieter Kusters in veilige handen. Bij hem is het verschil tussen naakt en bloot veel subtieler. Hiermee is niet gezegd dat het in zijn wereld nooit spookt of dat het er allemaal gladjes aan toe gaat. Wel nodigt hij ons uit om deel te nemen aan zijn uitzonderlijke exercities en bijzondere gedachtegangen. De attributen in zijn werk bieden daarbij enige bescherming tegen die blote momenten en zorgen ervoor dat zijn zelfnaakten benaderbaar blijven voor de toeschouwer. Afstand scheppen is geen optie. Het aardse spel van melancholie, verleiding, bevalligheid, erotiek en wonderlijke omstandigheden is in de voorstellingen een verdedigingsstrategie en vrijbrief ineen.
Bananenrokje
In het kleine schilderij ‘Zelfportret als Josephine Baker’ zien wij een vrolijk figuurtje, dat onbekommerd danst. Hij heeft zich getooid in een bananenrokje dat ons meteen doet denken aan het bekende kledingstuk van de bekende burlesk-danseres. Bij haar bedekt het de heupen, maar Kusters is met zijn rokje zó schaars gekleed dat wij een kort moment deelgenoot zijn van zijn intimiteit. De bananen zitten precies op de verkeerde plek, maar de danser voelt zich door ons niet betrapt. Wèl zijn we getuige van een klein poëtisch privémoment. Die poëzie in zijn werk maakt de kleine, menselijke formaten van zijn schilderijen en beelden adequaat en effectief, omdat het enerzijds de intimiteit bevordert en anderzijds de ongemakkelijkheid vergroot. De toeschouwer benadert het kunstwerk letterlijk op snuffelafstand om alles goed te kunnen bekijken. Daardoor komt de intimiteit voor beide partijen soms beschamend dichtbij.
Ontwapenend en eigenwijs
Nu begrijpen wij meteen waarom de schilder zichzelf vaak met één sok afbeeldt; eensokkig is ontroerender dan een tweesokkig. De gebeurtenis is nog niet voorbij en het spel is nog niet over. ‘Kom maar dichterbij… Kom kijken,’ lijkt de schilder te zeggen. ‘Alles klopt, maar blijkt toch niet volmaakt geschilderd. Het is een beetje stug zelfs. Niet af. Het vlees in mijn schilderijen is mijn vlees. Het lichaam is altijd mijn lichaam en dat lichaam is onderdeel van mijn taal.’ Het beroemde gedicht ‘Marc groet ’s morgens de dingen’ van Paul van Ostaijen dringt zich aan ons op als wij aan het open karakter van Kusters’ kunst denken: Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem ploem ploem dag stoel naast de tafel dag brood op de tafel Ploem, ploem… Zo klinken ook de vleeskleurige spetters en verfklodders op de huid van zijn doeken. Pieter Kusters is in zijn werk zonder enige gêne in zijn element en hij geeft zich lichtvoetig over aan de verleidingen die zijn pad kruisen. Hij speelt een ontwapenende en eigenwijze rol, maar het lot van de mens geeft hij daarmee keer op keer een bemoedigende draai.