Documenta 12: Moderniteit?, Leven! en Educatie.
De tentoonstelling Documenta 12 in Kassel is op vijf locaties te bezichtigen. De Neue Galerie, Museum Fridericianum, de documenta Halle, het Aue-Pavillion ( een grote kunstmatige expositiehal voor de Orangerie) en in het Schloss Wilhelmhöhe. Op deze plaatsen wordt vrijwel alles geëxposeerd, in tegenstelling tot voorgaande Documenta’s waar de openbare ruimte bij het geheel werd betrokken. Buitenwerken zijn dit jaar schaars.
Op de Documenta 11 vroeg de curator Okwui Enwezor zich af of wij het verleden moesten veiligstellen en de traditie handhaven of dat wij het verleden rigoureus gingen verlaten om een nieuwe traditie uit te vinden. Deze stelling werd door de aanslag op New York alleen maar krachtiger en vroeg om een antwoord.
De kernthema’s die aan de orde kwamen waren:
Welke rol speelt de Avant-garde in een wereld die in snel tempo verandert; leven wij in een postkoloniaal tijdperk of in een periode van dekolonisatie?
Het resultaat was een tentoonstelling die zich bezig hield met het opnieuw formuleren van een toekomstbeeld. Kunstenaars uit de hele wereld, waaronder Afrika, het Midden-Oosten en Azië werden betrokken bij dit experimentele onderzoek naar de betekenis van de Avant-garde in onze tijd.
Documenta 12 zet in feite de discussie uit 2002 voort.
Roger Buergel die, met Ruth Noack als curator, verantwoordelijk is voor deze editie heeft drie hoofdthema’s geformuleerd.
Aan zowel de kunstwereld als aan het publiek wordt de vraag gesteld of de moderniteit tot onze antieken hoort. Voorts vraagt men zich af hoe ons dagelijks leven er uit ziet. En als laatste vraag komt het onderwijskundige aspect aan de orde. Wat kunnen wij doen?
Als één ding duidelijk is op deze Documenta dan is het wel de stelling dat wij in het westen definitief afscheid hebben genomen van de moderniteit met tot gevolg dat de westerse dominantie in de kunst doorbroken is. Deze tentoonstelling werkt dit concept verder uit en men stuurt hier aan op een doorbreking van gevestigde ideeën en belangen. Documenta 12 is daardoor een tentoonstelling waar je over na blijft denken.
Onze wereld heeft volgens de samenstellers zowel globaal als lokaal een andere gedaante gekregen.
Deze stelling leidt meteen tot verwarring. Als tentoonstellingsbezoeker word je niet getrakteerd op bekende voorbeelden, maar geconfronteerd met kunst die ons op een andere manier laat nadenken over de begrippen esthetiek en ethiek.
Veel kunstenaars behoren niet tot de toonaangevende avant-garde, die op dit soort mega-exposities doorgaans getoond wordt. Zij zijn relatief onbekend.
Op een paar uitzonderingen na ontbreken de echt, grote namen. De nadruk komt hierdoor op het kijken te liggen, want het werk van de kunstenaars hangt grotendeels door elkaar en wordt associatief met elkaar in verband gebracht.
Met deze opzettelijke vormeloosheid en het negeren van chronologie willen de samenstellers ons, de bezoekers, bij het werk betrekken.
Dit wordt nog eens extra benadrukt door de inrichting. De belichting in alle gebouwen is gedempt en voor de ramen hangen filterende gordijnen, zodat de getoonde kunst geïsoleerd blijft van de buitenwereld en er bijna een gewijde sfeer ontstaat die je ook een naar binnen gerichte concentratie kunt noemen.
Een snelle en hippe tentoonstelling is het niet bepaald geworden. Integendeel. Deels komt dit doordat er nogal wordt omgekeken. Buiten-Europese klassieke voorbeelden worden gebruikt om hedendaagse kunst in een globaal kader te plaatsen. Een andere beeldtaal roept ook een ander esthetisch principe op is de gedachte.
De lijnen die vanuit het verleden naar nu getrokken worden krijgen zodoende een breed spectrum.
Het oudste werk is een Perzische miniatuur uit de 14e eeuw. Die oude werken hebben tot functie om de schoonheidsbegrippen, die wij zijn gaan hanteren voor de moderne kunst, vanuit een andere invalshoek te benaderen. De monumentale aquarellen van de Indiase kunstenaar Atul Dodiya ga je daardoor anders bekijken. Ze krijgen een eigen, niet vertrouwde schoonheid.
Dit geldt ook voor het engagement van andere kunstenaars uit Azië, want Azië is goed vertegenwoordigd. CK Rajan maakte in 1992 collages die commentaar geven op het oprukkend kapitalisme. De fijnzinnige beeldcombinaties zijn niet los te zien van de miniatuurtraditie in India.
Dan doet de installatie van de Grupo de Artistas de Vanguardia die de armoede van de provincie Tucuman in Argentinië aan de kaak stelde vertrouwder aan en herinnert aan het actiewezen in de zeventiger jaren bij ons in Europa. Toen was de actie politiek en radicaal. Nu werkt het eerder romantiserend, hoewel het protest zijn geldigheid niet heeft verloren. De reportagefoto’s van David Goldblad uit 1983, die het schrijnende forensenbestaan van arbeiders in de Zuid-Afrikaanse thuislanden in beeld brengt zijn eveneens gemaakt vanuit sociaal mededogen.
Door werk te tonen uit de zestiger -, zeventiger – en tachtiger jaren wordt een poging gedaan om de vraag te beantwoorden of de ‘modernen’ inderdaad ‘onze antieken’ nog wel zijn. Dit illustreren de makers met werk van relatief onbekende kunstenaars die in die periode niet op de grote podia werden gepresenteerd.
Het resultaat is westerse zelfreflectie over een cultuurwending die mede door 9/11, de oorlog in Irak, de invloed van het nieuwe Azië en de recente ellende in het Midden-Oosten zijn beslag heeft gekregen. Is onze blik definitief beïnvloed? Kunnen wij de vraag wel beantwoorden of wij de bekende canons moeten herzien? Die opvattingen over verandering en vernieuwing worden op twee manieren uitgewerkt.
Aan de ene kant zijn het de actionistische kunstenaars zoals, bijvoorbeeld, Jo Spence die maatschappelijke en kunsthistorische concepten onder de loep neemt ( in haar geval het feminisme) en aan de andere kant de meer ingetogen kunstenaars die in zekere bescheidenheid aan een oeuvre werken. Nasreen Mohamedi is hier een voorbeeld van. In de Neue Galerie wordt haar werk lichtelijk paternalistisch naast dat van Agnes Martin gepresenteerd om hun onderlinge verwantschap te benadrukken.
Deze opvatting wordt naar het meer actuele werk doorgetrokken. De Amerikaan Kerry James Marshall toont een reeks intrigerende schilderijen die het zwarte Amerika in beeld brengt. De Australiër Juan Davila schildert ook maar bij hem blijft de ‘brutaliteit’ steken in een soort flauwe geschilderde variété.
Cultuurmaatschappelijke betrokkenheid wordt vooral zichtbaar in het Aue-Paviljoen met een installatie van Bill Kouélany uit Kongo. Zij heeft een geschonden muur gemaakt van karton en gestikte stof waar videofilms over het leven als collages in verwerkt zijn. Romuald Hazoumé uit Benin valt op met een boot, gemaakt van olievaten, die is geplaatst voor een enorme foto van een exotisch Afrikaans strand. Het werk heet Dream en suggereert de vergeefsheid van een zinloze reis.
De foto’s van George Osodi brengen de gevolgen van de globalisering en milieuvernietiging van de Nigerdelta in beeld. Ze zijn bijna niet als aanklacht gepresenteerd, maar als verslaggeving. Van de Nederlandse kunstenaar Lidwien van der Ven komen we deze registrerende opvatting ook tegen. Het neutrale standpunt van haar foto’s suggereren wel een smeulend onraad, maar blijven vooral mooi.
Meer afstand tot de werkelijkheid neemt vreemd genoeg Harun Farocki met zijn video-installatie Deep Play, die de Europacupwedstrijd Frankrijk – Italië op quasi wetenschappelijke wijze analyseert. Dit doet hij vanuit diverse invalshoeken, zoals stadioncamera’s die het publiek observeren, de trainers die commentaar geven, animaties van spelersbewegingen en grafieken die het spel als vorm weergeven. Er gebeurt hierdoor niets. We kijken naar theater of ballet met een geheel eigen logica. Daarmee is het werk ook verwant aan de installatie die de choreografe Trisha Brown heeft gemaakt. Zij laat balletdansers figureren in een object met stoffen, touwen en koorden of laat ze dansen in de zaal waardoor de ruimte van de expositiezaal verandert in een levend decorstuk.
Zo sijpelt de buitenwereld langzaam binnen.
Als bezoekers worden wij ondertussen stukje bij beetje deelgenoot van een zoektocht zonder vastliggende patronen. De esthetische ervaring waartoe wij worden uitgenodigd mondt uit in een open einde, omdat de vraag blijft of alle kunstenaars die hier zijn uitgenodigd in staat zijn de stellingen van het duo Buergel – Noack van een zinvolle inhoud te voorzien.
Ronald Ruseler – juni 2007
Documenta Kassel
16/06 – 23/09 2007
informatie:
www.documenta12.de