Een bezoek aan de 51-ste Biënnale van Venetië.
De Biënnale van Venetië bezoeken is natuurlijk ook een smoesje om het heerlijke Venetië zelf aan te doen. De zonnige, levendige stad in de lagune heeft de duizenden dagjesmensen altijd veel te bieden en ook de regelmatige bezoeker hoeft zich hier nooit te vervelen. Dit jaar is het weer volop genieten voor de liefhebbers van eigentijdse kunst.
Vanaf zondag 12 juni is de 51-ste editie van de Biënnale voor beeldende kunst in Venetië open voor het publiek. Naast de Documenta van Kassel is deze manifestatie het belangrijkste evenement in Europa op het gebied van de actuele beeldende kunst. In Kunstenland zullen wij de komende tijd werk voorbij zien komen dat hier uitgebreid in de schijnwerpers staat. Het is een barometer en momentopname in één.
Deze editie bestaat uit 4 deelexposities.
Dat zijn de presentaties van de afzonderlijke landen in de paviljoens van de Giardini, het grote overzicht The Experience of Art, samengesteld door de Spaanse Maria de Coral, de tentoonstelling Always a Little Further in het Arsenale waar de eveneens Spaanse curator Rosa Martínez verantwoordelijk voor is en de afzonderlijke exposities in de paleizen en expositieruimtes die verspreid zijn over de gehele stad.
Deze Biënnale lijkt een pas op de plaats te maken om even bij te komen van de hectische onrust van twee jaar geleden. Toen werd de bezoeker onderdeel van actie en beleving. Een ervaringsevenement waar alles en iedereen om aandacht vroeg. Nu is dat anders en daarom loop je in eerste instantie wat zoekend rond.
De twee grote exposities van Maria de Coral en Rosa Martínez proberen weliswaar een evenwichtig overzicht te bieden, maar de bezoeker moet zelf conclusies trekken om de hoogtepunten zinvol met met elkaar in overeenstemming te brengen.
Mijn eerste bezoek betrof de videovoorstelling Mandarin Ducks van Jeroen De Rijke en Willem De Rooij in het Rietveldpaviljoen. Dit kunstaarsduo is door Martijn van Nieuwenhuyzen, van Bureau Amsterdam, uitgenodigd om Nederland te vertegenwoordigen.
Hun film wordt ieder heel uur vertoond, zodat het publiek gedwongen wordt ook werkelijk met aandacht naar hun werk te kijken.
De Rijke en De Rooij hebben gebroken met hun registrerend poëtische stijl van filmen en een echte speelfilm gemaakt. Het is een pastiche geworden op een soap met echte acteurs. In een houterige stijl en met een tenenkrommend Engels accent wordt er een verhaal gesuggereerd van liefde, haat, overspel en de incestueus decadente leegheid van het bourgeois milieu.
Wat mij betreft vallen de makers ten prooi aan het in Nederland bestaande misverstand dat slecht uitgesproken Engels voor niet- Nederlanders komisch is. Je kijkt naar een rammelende film en vraagt je meteen af of de bedoeling van de makers overkomt op een internationaal publiek. Wij worden geconfronteerd met naar binnen gericht werk, dat voor eigen podium is gemaakt. Teleurgesteld verlaat je de voorstelling in de hoop op iets beters.
Een wandeling door de Giardini maakt snel duidelijk dat slechts een enkele bijdrage echt de moeite waard is. Engeland eert de klassieke helden Gilbert en George.
De Franse Annette Messager heeft haar installatie Casino gedoopt. In een bijna Disneyachtige setting wordt associatief het verhaal verbeeld van Pinocchio. Geheimzinnig oplichtende figuren worden afgewisseld met het onheilspellende geluid van een machine die speelgoed met een knal de lucht in slingert.
Duitsland is interessant omdat verwarring teweeg brengt. Hij laat de suppoosten op het binnentredende bezoek reageren. Onverwacht dansen zij in het rond en roepen uit: ‘ Oh… This is so contemporary…contemporary…ooooh..This is so contemporary!’. De medewerkers gaan ook met je in discussie over de wereldeconomie als je daar prijs op stelt.
In het Italiaanse paviljoen wandelen wij door The Experience of Art. Hier wordt het plezier uitgedragen dat men kan beleven aan eigentijdse kunst.
Traditionele middelen gaan hand in hand met de nieuwe technieken. Francis Bacon, Philip Guston, Marlene Dumas vertegenwoordigen de narratieve verbeelding in de schilderkunst. (In Museo Correr aan het San Marcoplein wordt het werk van Lucian Freud op eenzelfde wijze getoond in een fantastisch overzicht).
Dit narratief, associatieve aspect herkennen wij tevens in het videowerk van Stan Douglas, Candice Breitz, Vasco Araújo en Bruce Nauman. Jun Yang vertelt de recente geschiedenis van China aan de hand van filmbeelden die geplukt zijn van nieuwszenders zoals CNN en BBC World. Het roept een sfeer van verontrusting en verbazing op, omdat de film direct is en zelfbewustzijn uitstraalt.
Het werk van De Rijke en De Rooij krijgt plotseling een andere context als je het in verband brengt met deze videowerken. Deze visie past in de opvatting dat de homevideo’s, met de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie in belabberde filmpjes, hebben afgedaan. Zo heeft zij toch nog betekenis, hoe tergend de bijdrage ook is.
Zo wordt aardig wat videowerk op deze Biënnale schatplichtig aan het oeuvre van Matthew Barney. Dit is vooral te zien in Francesco Vezzoli’s quasi filmtrailer, met zijn vet aangezette Caligula door Gore Vidal. Bekende filmsterren figureren in een wereld van ondergang en verlies aan cultureel bewustzijn. Alles met een knipoog, maar ondertussen.
In een erezaal vat William Kentridge alles samen in een indrukwekkende installatie van diverse animatiefilmpjes.
Als we doorlopen naar het Arsenale zijn de verwachtingen hooggespannen. Daar worden traditiegetrouw de nieuwste tendensen getoond.
In Always a Little Further verwacht je de zinderende eigen tijd, maar de titel van de expositie is veelzeggend. Met kleine bescheiden stappen wordt de toon voor de kunst van nu gezet.
Bij de ingang bewaken de Guerrilla Girls uit New York het politiek correcte gedachtegoed. Boem, boem, boem … zij gaan door met de strijd!. Vanaf 1985 voeren de Guerrilla Girls op pathetische wijze actie tegen het vrouwvijandige machokunstcircuit. Zij lijken als moderne bodyguards te zijn ingehuurd. Stilletjes en op onze tenen sluipen we langs hun billboards het Arsenale binnen. Wij bekijken een paar stappen verder de enorme kroonluchter van tampons, gemaakt door Joana Vasconcelos.
Nu kunnen we de vrij serene tentoonstellingsruimte betreden.
De vele getoonde kunstwerken zijn geïsoleerde presentaties van ideeën. Het persoonlijke van de individuele kunstenaar wordt geabsorbeerd door het geheel. De tentoonstelling is de kunstenaar, want observaties, gedachten en concepten worden opgenomen in een totaalbeleving.
Deze ideeën kunnen een verwijzing zijn naar een boeddhistisch klooster met levende muziek òf de sociaal-culturele betekenis van het museum in onze maatschappij (Rem Koolhaas) òf filmpjes over bloed als medium (Regina José Galindo) òf de prachtige serie foto’s van Christien Rodero waarin ze tegengestelde vergelijkingen toont van cultureel bepaalde uitingsvormen.
De Kaäba als replica van het kubusvormige gebouw in Mekka, midden op het San Marcoplein van Gregor Schneider uit Duitsland kwam niet door de censuur. Europa heeft even geen zin in militant kabaal na de aanslagen in New York en Madrid. Een verontwaardigde tekst is het enige overblijfsel van Schneider’s concept.
Verder wordt de superindividuele beleving in het Arsenale teruggebracht tot het raamwerk van kunstzinnig conformisme. Alles wat wij te zien krijgen is op zich best interessant, maar aan echte hoogtepunten ontbreekt het jammer genoeg.
Natuurlijk zijn er uitzonderingen, want in dit totaalpakket past het werk van Xu Zen wonderwel. In het door de Volksrepubliek China betrokken stookhuis worden op de oude, geteerde stookolievaten verschillende videoprojecties getoond van mensenmassa’s. Je ziet publiek wandelen op straat, winkelen, lopen op de markt of wachten in de metro. Als er onverhoeds hard geschreeuwd wordt door de filmploeg, draait men zich geschrokken en verbaasd om. Dan stopt het beeld. Door detectors schieten steeds andere beams aan, waardoor wij als kijker betrokken worden in de actie. Als heen en weer rennende catastofe-toeristen raken wijzelf gevangen in een spel van op sensatie beluste emotie.
Dit brengt ons op de afzonderlijke tentoonstellingen die verspreid door de stad te vinden zijn.
Sinds lange tijd bundelen de Latijns-Amerikaanse landen hun krachten door één gezamenlijk paviljoen voor hun kunstenaars in te richten. Aan het Campo San Vidal geven deze landen een overzicht van recent werk. Steevast is de getoonde kunst politiek en kritisch van aard.
Twee kunstenaars vallen op. Oscar Muñoz is met zijn film Retrato verwant aan Marcel Broodthaers en Bas Jan Ader door zijn poging om op een bloedheet trottoir verwoed een steeds verdampend portret te schilderen. Donna Conlon laat mieren in het oerwoud kaasprikkers met vlaggen van landen uit de hele wereld en het internationale vredeteken sjouwen in plaats van met bladeren en takjes. Coexistencia werkt op je lachspieren door het onbedoelde individualisme van de beesten in een verder strak georganiseerde mierenkolonie.
Er zijn een paar opvallende presentaties waar ook galeries aan deelnemen. In samenwerking met de Lisson Gallery bijvoorbeeld wordt werk getoond van Douglas Gordon, Anish Kapoor en John Latham onder de titel ‘God is Great’.
Ook voor het werk van Karen Kilimnik is speciaal een ruimte gecreëerd. In het Palazzetto Tito hangen haar kleine bescheiden schilderijen, die refereren aan de geschiedenis van de schilderkunst. Vrolijk fluitende vogeltjes maken van deze plaats een klein intiem meisjesparadijs.
De absolute knaller is wat mij betreft de vertoning van het werk van Pipilotti Rist. In de San Stae laat zij door een plafondprojectie eveneens het paradijs tot leven komen door een meisje als een eigentijdse godin te laten dansen in een caleidoscopische wereld van vorm en kleur.
Rist maakt zo de droom van de oude barokschilders waar. Andrea Pozzo of Giambattista Tiepolo zouden haar tot leven komende voorstelling zeker herkend hebben. Het publiek kan op rode matrassen relaxen en het betoverende tafereel ondergaan. Beeldende kunst op topniveau waar alsnog het plezier verschaft wordt dat ons zo vaak beloofd is door de samenstellers van deze Biënnale.
Venetië is en blijft een wonder waar geschiedenis, traditie en een kijkje in de toekomst hand in hand gaan. Deze editie van de 51-ste Biënnale biedt het genot vooral in de perifere gebieden. Misschien is dat ook wel de juiste plaats waar de beeldende kunst het best tot haar recht komt.
Ronald Ruseler
Haarlem, juni 2005